A1.36: Kamerplanten en tuinplanten

Plantes d'intérieur et plantes de jardin

Leer basiswoordenschat en zinnen in het Frans over kamerplanten en tuinplanten. Oefen het geven van instructies met de imperatief, benoem planten en voer praktische dialogen. Verdiep je in werkwoorden als planter, arroser en cultiver en ervaar een korte verhaaloefening over tuinieren. Ideaal voor A1-niveau taalstudenten die Frans willen leren met praktische context.

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (15)

 Le jardin: de tuin (French)

Le jardin

Show

De tuin Show

 Le banc: de bank (French)

Le banc

Show

De bank Show

 La pelouse: het gazon (French)

La pelouse

Show

Het gazon Show

 L'arbre: de boom (French)

L'arbre

Show

De boom Show

 La plante: de plant (French)

La plante

Show

De plant Show

 La fleur: de bloem (French)

La fleur

Show

De bloem Show

 La feuille: het blad (French)

La feuille

Show

Het blad Show

 L'herbe: het gras (French)

L'herbe

Show

Het gras Show

 La terre: de aarde (French)

La terre

Show

De aarde Show

 Le jardinier: de tuinman (French)

Le jardinier

Show

De tuinman Show

 Planter (planten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Planter

Show

Planten Show

 Cultiver (teelt) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Cultiver

Show

Teelt Show

 Arroser (gieten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Arroser

Show

Gieten Show

 Planter une graine: Een zaadje planten (French)

Planter une graine

Show

Een zaadje planten Show

 La rose: de roos (French)

La rose

Show

De roos Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
le jardin, | fleur dans | Plante une | plaît. | s'il te
Plante une fleur dans le jardin, s'il te plaît.
(Plant een bloem in de tuin, alsjeblieft.)
2.
tous | matins. | plantes | Arrosez | les | les
Arrosez les plantes tous les matins.
(Bewater de planten elke ochtend.)
3.
potager. | Cultivons ensemble | des légumes | dans le
Cultivons ensemble des légumes dans le potager.
(Laten we samen groenten verbouwen in de moestuin.)
4.
et prends | sur la | la maison | Entre dans | table. | les graines
Entre dans la maison et prends les graines sur la table.
(Ga het huis binnen en pak de zaden van de tafel.)
5.
l'herbe avant | Finis d'arroser | le jardin. | de quitter
Finis d'arroser l'herbe avant de quitter le jardin.
(Maak het gras water geven af voordat je de tuin verlaat.)
6.
dans le | feuilles mortes | te plaît. | Mets les | compost, s'il
Mets les feuilles mortes dans le compost, s'il te plaît.
(Doe de dode bladeren in de compost, alsjeblieft.)

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Arrosez bien la plante avant de partir. (Geef de plant goed water voor je vertrekt.)
Le jardinier plante des arbres au printemps. (De tuinier plant bomen in de lente.)
Nous cultivons des tomates dans notre jardin. (Wij telen tomaten in onze tuin.)
La feuille de cette plante est très verte. (Het blad van deze plant is heel groen.)

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Rangschik de woorden in twee groepen: de planten die men binnenshuis vindt en die men in de tuin vindt.

Plantes d'intérieur

Plantes de jardin

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Le jardinier


De tuinman

2

La rose


De roos

3

Planter une graine


Een zaadje planten

4

La feuille


Het blad

5

La plante


De plant

Exercice 5: Gespreksoefening

Instruction:

  1. Zeg wat je in de tuin kunt zien. (Zeg wat je in de tuin kunt zien.)
  2. Beschrijf je eigen of je ideale tuin. (Beschrijf je eigen of je ideale tuin.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Il y a des fleurs violettes dans le jardin.

Er zijn paarse bloemen in de tuin.

Il y a un grand vieil arbre.

Er is een grote oude boom.

J'ai des fleurs jaunes et roses dans mon jardin.

Ik heb gele en roze bloemen in mijn tuin.

J'ai une balançoire dans mon jardin pour mes enfants.

Ik heb een schommel in mijn tuin voor mijn kinderen.

Je n'ai pas de cactus dans mon jardin.

Ik heb geen cactussen in mijn tuin.

J'arrose mes plantes tous les 3 jours.

Ik water mijn planten elke 3 dagen.

...

Oefening 6: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 7: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. ______ une rose chaque printemps est une bonne habitude.

(______ elke lente een roos planten is een goede gewoonte.)

2. ______ les plantes tous les matins pour qu'elles restent en bonne santé.

(______ de planten elke ochtend zodat ze gezond blijven.)

3. ______ des légumes dans le jardin cet été.

(______ groenten in de tuin deze zomer.)

4. Vous ______ des fleurs colorées pour décorer la maison.

(Jullie ______ kleurrijke bloemen om het huis te versieren.)

Oefening 8: Een dag in de tuin met Marie

Instructie:

Marie et son mari aiment leur jardin. Chaque matin, ils (Planter - Présent) de nouvelles fleurs. Aujourd'hui, ils (Cultiver - Présent) des roses et des plantes vertes. Marie (Arroser - Présent) doucement les plantes pour ne pas les abîmer. Son mari, lui, (Planter - Présent) une graine près du banc. Ensemble, ils (Cultiver - Présent) la terre pour que leurs plantes poussent bien. Plus tard, ils se reposent et (Goûter - Présent) une boisson fraîche dans le joli jardin.


Marie en haar man houden van hun tuin. Elke ochtend planten (Planten - Tegenwoordige tijd) ze nieuwe bloemen. Vandaag kweken (Kweken - Tegenwoordige tijd) ze rozen en groene planten. Marie geeft water aan (Water geven - Tegenwoordige tijd) de planten voorzichtig om ze niet te beschadigen. Haar man plant (Planten - Tegenwoordige tijd) een zaadje bij de bank. Samen bewerken (Bewerken - Tegenwoordige tijd) ze de aarde zodat hun planten goed groeien. Later rusten ze uit en proeven (Proeven - Tegenwoordige tijd) ze een fris drankje in de mooie tuin.

Werkwoordschema's

Planter - Planten

Présent

  • je plante
  • tu plantes
  • il/elle plante
  • nous plantons
  • vous plantez
  • ils/elles plantent

Cultiver - Kweken

Présent

  • je cultive
  • tu cultives
  • il/elle cultive
  • nous cultivons
  • vous cultivez
  • ils/elles cultivent

Arroser - Water geven

Présent

  • j'arrose
  • tu arroses
  • il/elle arrose
  • nous arrosons
  • vous arrosez
  • ils/elles arrosent

Goûter - Proeven

Présent

  • je goûte
  • tu goûtes
  • il/elle goûte
  • nous goûtons
  • vous goûtez
  • ils/elles goûtent

Oefening 9: L'impératif

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De gebiedende wijs

Toon vertaling Toon antwoorden

Plantons, Arrose, partez, Goûtons, Cultive, Cultivez, Entre, Plante

1. Entrer + Tu :
... dans la maison et va dans le jardin.
(Ga het huis binnen en ga naar de tuin.)
2. Planter + Tu :
... des fleurs dans le jardin.
(Plant bloemen in de tuin.)
3. Arroser + Tu :
... la terre pendant mes vacances.
(Bewater de aarde tijdens mijn vakantie.)
4. Partir + Vous :
Vous êtes allergiques au plantes, ... !
(Als u allergisch bent voor planten, ga dan weg!)
5. Cultiver + Tu :
... du maïs dans le champs.
(Teel maïs op het veld.)
6. Cultiver + Vous :
... des fleurs roses pour les vendre.
(Kweek roze bloemen om te verkopen.)
7. Planter + Nous :
... des nouveaux arbres dans le parc.
(Laten we nieuwe bomen in het park planten.)
8. Goûter + Nous :
... les fruits frais du jardin.
(Laten we de verse vruchten uit de tuin proeven.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.36.2 Grammaire

L'impératif

De gebiedende wijs


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Planter planten

present

Frans Nederlands
(je/j') je plante ik plant
tu plantes jij plant
il/elle/on plante hij/zij/men plant
nous plantons wij planten
vous plantez jullie planten
ils/elles plantent zij planten

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Cultiver teelt

present

Frans Nederlands
(je/j') je cultive ik teel
tu cultives jij teelt
il/elle/on cultive hij/zij/men teelt
nous cultivons wij teelt
vous cultivez u teelt
ils/elles cultivent zij teelt

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Welkom bij de les over kamerplanten en tuinplanten

In deze A1-taalles Frans leer je woorden en zinnen die te maken hebben met tuinieren en het verzorgen van planten, zowel binnenshuis als in de tuin. De les behandelt basiswoordenschat zoals la plante (de plant), la fleur (de bloem), l'arbre (de boom), en l'herbe (het gras). Het geeft je ook de kans om praktische vaardigheden te oefenen, zoals het geven van instructies en het volgen van advies voor het planten en verzorgen van bloemen en groenten.

Wat leer je in deze les?

  • Het gebruik van het Franse impératif (de gebiedende wijs) om duidelijke instructies te geven, bijvoorbeeld Plante une rose of Arrosez les plantes.
  • Verschillende soorten planten onderscheiden: kamerplanten versus tuinplanten.
  • Dialogen oefenen bij het planten, verzorgen en kopen van planten, zoals een gesprek op de markt of in de tuin.
  • Werkwoorden als planter, arroser, cultiver en goûter vervoegen in de tegenwoordige tijd en gebruiken in context.
  • Een korte verhaaloefening over een dag in de tuin met herkenbare handelingen en zinnen.

Praktische voorbeelden

Je krijgt bijvoorbeeld de zinnen: Plante une fleur dans le jardin, s'il te plaît en Arrosez les plantes tous les matins, waarmee je leert hoe je anderen beleefd instructies geeft. Ook leer je namen van planten in beide omgevingen zoals la rose voor binnen en l'arbre voor buiten.

Verschillen tussen Frans en Nederlands in deze context

In het Frans wordt de imperatief rechtstreeks gebruikt zonder persoonlijk voornaamwoord, zoals Plante !, terwijl je in het Nederlands vaak zegt: Plant! of iets beleefder: Plant alsjeblieft!. Het woord la pelouse betekent het gazon, een term die je in het Nederlands minder vaak gebruikt in spreektaal. Ook leren we dat in het Frans werkwoorden zoals cultiver vaak in meerdere contexten gebruikt worden, bijvoorbeeld ook in de tuinbouw, net als in het Nederlands cultiveren maar dan wat formeler.

Enkele nuttige woordjes en zinnen:

  • Arroser – water geven (van planten)
  • Planter – planten
  • Le jardin – de tuin
  • La feuille – het blad
  • „Mets de l'eau à cette plante“ (Geef deze plant water)
  • „Plante une rose près de la fenêtre“ (Plant een roos bij het raam)

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏