Leer basiswoordenschat en zinnen in het Frans over kamerplanten en tuinplanten. Oefen het geven van instructies met de imperatief, benoem planten en voer praktische dialogen. Verdiep je in werkwoorden als planter, arroser en cultiver en ervaar een korte verhaaloefening over tuinieren. Ideaal voor A1-niveau taalstudenten die Frans willen leren met praktische context.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (15) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Rangschik de woorden in twee groepen: de planten die men binnenshuis vindt en die men in de tuin vindt.
Plantes d'intérieur
Plantes de jardin
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Le jardinier
De tuinman
2
La rose
De roos
3
Planter une graine
Een zaadje planten
4
La feuille
Het blad
5
La plante
De plant
Exercice 5: Gespreksoefening
Instruction:
- Zeg wat je in de tuin kunt zien. (Zeg wat je in de tuin kunt zien.)
- Beschrijf je eigen of je ideale tuin. (Beschrijf je eigen of je ideale tuin.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Il y a des fleurs violettes dans le jardin. Er zijn paarse bloemen in de tuin. |
Il y a un grand vieil arbre. Er is een grote oude boom. |
J'ai des fleurs jaunes et roses dans mon jardin. Ik heb gele en roze bloemen in mijn tuin. |
J'ai une balançoire dans mon jardin pour mes enfants. Ik heb een schommel in mijn tuin voor mijn kinderen. |
Je n'ai pas de cactus dans mon jardin. Ik heb geen cactussen in mijn tuin. |
J'arrose mes plantes tous les 3 jours. Ik water mijn planten elke 3 dagen. |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. ______ une rose chaque printemps est une bonne habitude.
(______ elke lente een roos planten is een goede gewoonte.)2. ______ les plantes tous les matins pour qu'elles restent en bonne santé.
(______ de planten elke ochtend zodat ze gezond blijven.)3. ______ des légumes dans le jardin cet été.
(______ groenten in de tuin deze zomer.)4. Vous ______ des fleurs colorées pour décorer la maison.
(Jullie ______ kleurrijke bloemen om het huis te versieren.)Oefening 8: Een dag in de tuin met Marie
Instructie:
Werkwoordschema's
Planter - Planten
Présent
- je plante
- tu plantes
- il/elle plante
- nous plantons
- vous plantez
- ils/elles plantent
Cultiver - Kweken
Présent
- je cultive
- tu cultives
- il/elle cultive
- nous cultivons
- vous cultivez
- ils/elles cultivent
Arroser - Water geven
Présent
- j'arrose
- tu arroses
- il/elle arrose
- nous arrosons
- vous arrosez
- ils/elles arrosent
Goûter - Proeven
Présent
- je goûte
- tu goûtes
- il/elle goûte
- nous goûtons
- vous goûtez
- ils/elles goûtent
Oefening 9: L'impératif
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: De gebiedende wijs
Toon vertaling Toon antwoordenPlantons, Arrose, partez, Goûtons, Cultive, Cultivez, Entre, Plante
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Planter planten Delen Gekopieerd!
present
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') je plante | ik plant |
tu plantes | jij plant |
il/elle/on plante | hij/zij/men plant |
nous plantons | wij planten |
vous plantez | jullie planten |
ils/elles plantent | zij planten |
Cultiver teelt Delen Gekopieerd!
present
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') je cultive | ik teel |
tu cultives | jij teelt |
il/elle/on cultive | hij/zij/men teelt |
nous cultivons | wij teelt |
vous cultivez | u teelt |
ils/elles cultivent | zij teelt |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Welkom bij de les over kamerplanten en tuinplanten
In deze A1-taalles Frans leer je woorden en zinnen die te maken hebben met tuinieren en het verzorgen van planten, zowel binnenshuis als in de tuin. De les behandelt basiswoordenschat zoals la plante (de plant), la fleur (de bloem), l'arbre (de boom), en l'herbe (het gras). Het geeft je ook de kans om praktische vaardigheden te oefenen, zoals het geven van instructies en het volgen van advies voor het planten en verzorgen van bloemen en groenten.
Wat leer je in deze les?
- Het gebruik van het Franse impératif (de gebiedende wijs) om duidelijke instructies te geven, bijvoorbeeld Plante une rose of Arrosez les plantes.
- Verschillende soorten planten onderscheiden: kamerplanten versus tuinplanten.
- Dialogen oefenen bij het planten, verzorgen en kopen van planten, zoals een gesprek op de markt of in de tuin.
- Werkwoorden als planter, arroser, cultiver en goûter vervoegen in de tegenwoordige tijd en gebruiken in context.
- Een korte verhaaloefening over een dag in de tuin met herkenbare handelingen en zinnen.
Praktische voorbeelden
Je krijgt bijvoorbeeld de zinnen: Plante une fleur dans le jardin, s'il te plaît en Arrosez les plantes tous les matins, waarmee je leert hoe je anderen beleefd instructies geeft. Ook leer je namen van planten in beide omgevingen zoals la rose voor binnen en l'arbre voor buiten.
Verschillen tussen Frans en Nederlands in deze context
In het Frans wordt de imperatief rechtstreeks gebruikt zonder persoonlijk voornaamwoord, zoals Plante !, terwijl je in het Nederlands vaak zegt: Plant! of iets beleefder: Plant alsjeblieft!. Het woord la pelouse betekent het gazon, een term die je in het Nederlands minder vaak gebruikt in spreektaal. Ook leren we dat in het Frans werkwoorden zoals cultiver vaak in meerdere contexten gebruikt worden, bijvoorbeeld ook in de tuinbouw, net als in het Nederlands cultiveren maar dan wat formeler.
Enkele nuttige woordjes en zinnen:
- Arroser – water geven (van planten)
- Planter – planten
- Le jardin – de tuin
- La feuille – het blad
- „Mets de l'eau à cette plante“ (Geef deze plant water)
- „Plante une rose près de la fenêtre“ (Plant een roos bij het raam)