Prendre (nemen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van prendre (nemen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Prendre (nemen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 3: Au jour le jour (Dag tot dag)

Les 20: Faire les courses (Boodschappen doen)

Infinitif Participe passé
Prendre (nemen) pris (genomen)

Werkwoordsvervoegingen

Indicatif

Present 

Frans Nederlands
(je/j') je prends / j'prends ik neem
tu prends jij neemt
(il/elle/on) il prend / elle prend / on prend hij neemt / zij neemt / men neemt
nous prenons wij nemen
vous prenez jullie nemen / u neemt
(ils/elles) ils prennent / elles prennent zij nemen

Imparfait 

Frans Nederlands
(je/j') prenais ik nam
(tu) prenais jij nam
(il/elle/on) prenait hij/zij/men nam
(nous) prenions wij namen
(vous) preniez jullie namen
(ils/elles) prenaient zij namen

Passé composé 

Frans Nederlands
(je/j') j'ai pris ik heb genomen
tu as pris jij hebt genomen
il/elle/on a pris hij/zij/men heeft genomen
nous avons pris wij hebben genomen
vous avez pris u hebt genomen
ils/elles ont pris zij hebben genomen

Plus-que-parfait 

Frans Nederlands
(je/j') avais pris ik had genomen
(tu) avais pris jij had genomen
(il/elle/on) avait pris hij/zij/men had genomen
(nous) avions pris wij hadden genomen
(vous) aviez pris jullie hadden genomen
(ils/elles) avaient pris zij hadden genomen

Futur simple 

Frans Nederlands
(je/j') je prendrai ik zal nemen
tu prendras jij zult nemen
il/elle/on prendra hij/zij/men zal nemen
nous prendrons wij zullen nemen
vous prendrez u zult nemen
ils/elles prendront zij zullen nemen

Futur antérieur 

Frans Nederlands
(je/j') aurai pris ik zal genomen hebben
(tu) auras pris jij zult genomen hebben
(il/elle/on) aura pris hij/zij/men zal genomen hebben
(nous) aurons pris wij zullen genomen hebben
(vous) aurez pris jullie zullen genomen hebben
(ils/elles) auront pris zij zullen genomen hebben

Conditionnel

Conditionnel présent 

Frans Nederlands
(je/j') je prendrais ik zou nemen
tu prendrais jij zou nemen
il/elle/on prendrait hij/zij/men zou nemen
nous prendrions wij zouden nemen
vous prendriez u zou nemen
ils/elles prendraient zij zouden nemen

Conditionnel passé 

Frans Nederlands
(je/j') aurais pris / serais pris ik zou genomen hebben
(tu) aurais pris / serais pris jij zou genomen hebben / bent genomen
(il/elle/on) aurait pris / serait pris hij/zij/men zou genomen hebben
(nous) aurions pris / serions pris wij zouden hebben genomen
(vous) auriez pris / seriez pris u zou genomen hebben / zou genomen worden
(ils/elles) auraient pris / seraient pris zij zouden genomen hebben

Subjonctif

Subjonctif présent 

Frans Nederlands
(je/j') prenne ik neem
(tu) prennes jij neemt
(il/elle/on) prenne hij/zij/men neemt
(nous) prenions wij nemen
(vous) preniez jullie nemen
(ils/elles) prennent zij nemen

Subjonctif passé 

Frans Nederlands
(je/j') que j'aie pris ik heb genomen
(tu) que tu aies pris jij hebt genomen
(il/elle/on) qu'il/qu'elle/qu'on ait pris hij/zij/men heeft genomen
(nous) que nous ayons pris wij hebben genomen
(vous) que vous ayez pris dat u genomen hebt
(ils/elles) qu'ils/qu'elles aient pris zij hebben genomen

Impératif

Impératif 

Frans Nederlands
Prends! jij neemt
Prends! jij neemt