10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

S'investir (zich inzetten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van s'investir (zich inzetten) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

S'investir (zich inzetten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 4: Mode de vie (Levensstijl)

Les 23: Cours de loisirs (Hobbylessen)

Infinitif Participe passé
S'investir (zich inzetten) investi (geïnvestigd)

Werkwoordsvervoegingen

Indicatif

Present 

Frans Nederlands
(je/j') m'investis ik zet me in
(tu) t'investis jij zet je in
(il/elle/on) s'investit hij/zij/men zet zich in
nous investissons wij zetten ons in
vous investissez u zet zich in
(ils/elles) s'investissent zij zetten zich in

Imparfait 

Frans Nederlands
(je/j') je m'investissais ik zette me in
tu t'investissais jij zette je in
il/elle/on s'investissait hij/zij/men zette zich in
nous nous investissions wij zetten ons in
vous vous investissiez jullie zetten je in
ils/elles s'investissaient zij zetten zich in

Passé composé 

Frans Nederlands
(je/j') me suis investi / investie ik heb me ingezet
(tu) t'es investi / investie jij hebt je ingezet
(il/elle/on) s'est investi / investie hij/zij/men heeft zich ingezet
nous sommes investis / investies wij hebben ons ingezet
vous êtes investis / investies jullie hebben je ingezet
(ils/elles) se sont investis / investies zij hebben zich ingezet

Plus-que-parfait 

Frans Nederlands
(je/j') m'étais investi ik had me ingezet
(tu) t'étais investi jij had je ingezet
(il/elle/on) s'était investi hij/zij/men had zich ingezet
nous étions investis we hadden ons ingezet
vous étiez investis jullie hadden zich ingezet
(ils/elles) s'étaient investis zij hadden zich ingezet

Futur simple 

Frans Nederlands
(je/j') je m'investirai ik zal mij inzetten
tu t'investiras jij zult je inzetten
il/elle/on s'investira hij/zij/men zal zich inzetten
nous nous investirons wij zullen ons inzetten
vous vous investirez u zult zich inzetten
ils/elles s'investiront zij zullen zich inzetten

Futur antérieur 

Frans Nederlands
(je/j') me serai investi ik zal mij hebben ingezet
(tu) te seras investi jij zult je hebben ingezet
(il/elle/on) se sera investi(e) hij/zij/men zal zich hebben ingezet
nous serons investi(e)s wij zullen ons hebben ingezet
vous serez investi(e)(s) u zult zich hebben ingezet
(ils/elles) se seront investi(e)s zij zullen zich hebben ingezet

Conditionnel

Conditionnel présent 

Frans Nederlands
(je/j') m'investirais ik zou me inzetten
(tu) t'investirais jij zou je inzetten
(il/elle/on) s'investirait hij/zij/men zou zich inzetten
nous investirions wij zouden ons inzetten
vous investiriez u zou zich inzetten
(ils/elles) s'investiraient zij zouden zich inzetten

Conditionnel passé 

Frans Nederlands
(je/j') me serais investi(e) ik zou me hebben ingezet
(tu) te serais investi(e) jij zou je hebben ingezet
(il/elle/on) se serait investi(e) hij/zij/men zou zich hebben ingezet
nous serions investi(e)s wij zouden ons inzetten
vous seriez investi(e)(s) u zou zich inzetten
(ils/elles) se seraient investi(e)s zij zouden zich ingezet hebben

Subjonctif

Subjonctif présent 

Frans Nederlands
(je/j') m'investisse ik mij inzet
(tu) t'investisses jij je inzet
(il/elle/on) s'investisse hij/zij/men zich inzet
nous investissions wij zetten ons in
vous investissiez u zich inzette
(ils/elles) s'investissent zij zetten zich in

Subjonctif passé 

Frans Nederlands
(je/j') que je me sois investi / investie ik me heb ingezet
(tu) que tu te sois investi / investie jij je hebt ingezet
(il/elle/on) qu'il se soit investi / investie hij/zij/men dat hij zich heeft ingezet
(nous) que nous nous soyons investis / investies wij dat wij ons hebben ingezet
(vous) que vous vous soyez investis / investies jullie zich ingezet hebben
(ils/elles) qu'ils se soient investis / investies (zij) dat zij zich hebben ingezet

Impératif

Impératif 

Frans Nederlands
Investis-toi! Jij zet je in
Investis-toi! Jij zet je in