S'occuper (zich bezighouden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van s'occuper (zich bezighouden) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 S'occuper (zich bezighouden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 1: Voyager : en pleine nature ! (Reizen: op avontuur!)

Les 6: À l'hôtel (Op hotel)

Infinitif Participe passé
S'occuper (zich bezighouden) occupé (bezig)

Werkwoordsvervoegingen

Indicatif

Present 

Frans Nederlands
(je/j') m'occupe Ik houd me bezig
(tu) t'occupes jij houdt je bezig
(il/elle/on) s'occupe hij/zij/men houdt zich bezig
nous occupons wij houden ons bezig
vous occupez jullie houden zich bezig
(ils/elles) s'occupent zij houden zich bezig

Imparfait 

Frans Nederlands
(je/j') je m'occupais ik hield me bezig
tu t'occupais jij bezighield
il/elle/on s'occupait hij/zij/men hield zich bezig
nous nous occupions wij hielden ons bezig
vous vous occupiez jullie bezighielden zich
ils/elles s'occupaient zij hielden zich bezig

Passé composé 

Frans Nederlands
(je/j') me suis occupé(e) ik heb me beziggehouden
(tu) t'es occupé(e) jij bent zich beziggehouden
(il/elle/on) s’est occupé(e) hij/zij/men heeft zich bezighouden
nous sommes occupé(e)s wij hebben ons beziggehouden
vous êtes occupé(e)(s) u bent bezig geweest
(ils/elles) se sont occupé(e)s zij hebben zich beziggehouden

Plus-que-parfait 

Frans Nederlands
(je/j') je m'étais occupé / je m'étais occupée ik had me beziggehouden
tu t'étais occupé / tu t'étais occupée jij had je beziggehouden
(il/elle/on) il s'était occupé / elle s'était occupée / on s'était occupé hij had zich bezighouden / zij had zich beziggehouden / men had zich bezighouden
nous nous étions occupés / nous nous étions occupées wij hadden ons beziggehouden
vous vous étiez occupé / vous vous étiez occupée / vous vous étiez occupés / vous vous étiez occupées jullie hadden zich bezighouden / u had zich bezighouden / jullie hadden zich bezighouden / u had zich bezighouden
(ils/elles) ils s'étaient occupés / elles s'étaient occupées zij hadden zich beziggehouden

Futur simple 

Frans Nederlands
(je/j') je m'occuperai ik zal mij bezighouden
tu t'occuperas jij zult je bezighouden
il/elle/on s'occupera hij/zij/men zal zich bezighouden
nous nous occuperons wij zullen ons bezighouden
vous vous occuperez u zult zich bezighouden
ils/elles s'occuperont zij zullen zich bezighouden

Futur antérieur 

Frans Nederlands
(je/j') je me serai occupé / j'aurai occupé ik zal me beziggehouden hebben / ik zal beziggehouden hebben
tu te seras occupé / tu auras occupé jij zult je bezighouden
il/elle/on se sera occupé / il/elle/on aura occupé hij/zij/men zal zich bezighouden / hij/zij/men zal bezet hebben
nous nous serons occupés / nous aurons occupé wij zullen ons hebben beziggehouden / wij zullen beziggehouden hebben
vous vous serez occupés / vous aurez occupé jullie zullen zich hebben beziggehouden / u zult zich hebben beziggehouden
ils/elles se seront occupés / ils/elles auront occupé zij zullen zich bezighouden / zij zullen bezet hebben

Conditionnel

Conditionnel présent 

Frans Nederlands
(je/j') m'occuperais ik zou me bezighouden
(tu) t'occuperais jij zou je bezighouden
(il/elle/on) s'occuperait hij/zij/men zou zich bezighouden
nous occuperions wij zouden zich bezighouden
vous occuperiez u zou zich bezighouden
(ils/elles) s'occuperaient zij zouden zich bezighouden

Conditionnel passé 

Frans Nederlands
(je/j') je me serais occupé(e) ik zou me bezighouden
tu te serais occupé(e) jij zou je bezighouden
il/elle/on se serait occupé(e) hij/zij/men zou zich beziggehouden hebben
nous nous serions occupé(e)s wij zouden ons bezighouden
vous vous seriez occupé(e)(s) u zou zich bezighouden
ils/elles se seraient occupé(e)s zij zouden zich bezighouden

Subjonctif

Subjonctif présent 

Frans Nederlands
(je/j') m’occupe ik mij bezighoud
(tu) t’occupes jij je bezighoudt
(il/elle/on) s’occupe hij/zij/men zich bezighoudt
nous occupions wij zich bezighouden
vous occupiez u zich bezighoudt
(ils/elles) s’occupent zij zich bezighouden

Subjonctif passé 

Frans Nederlands
(je/j') que je me sois occupé/occupée ik mij heb beziggehouden
(tu) que tu te sois occupé/occupée jij dat jij je bezighouden hebt
(il/elle/on) qu'il se soit occupé/qu'elle se soit occupée/qu'on se soit occupé hij/zij/men zich bezig heeft gehouden
(nous) que nous nous soyons occupés/occupées wij dat wij ons bezighouden
(vous) que vous vous soyez occupé/occupée/occupés/occupées jullie zich bezighouden
(ils/elles) qu'ils se soient occupés/qu'elles se soient occupées zij zouden zich bezighouden

Impératif

Impératif 

Frans Nederlands
N/A Jij moet je bezighouden
Occupe-toi! Bezig u te houden