Se rappeler (zich herinneren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van se rappeler (zich herinneren) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Se rappeler (zich herinneren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 2: Des heures aux saisons (Van uren tot seizoenen)

Les 11: Nombres ordinaux (Rangtelwoorden)

Infinitif Participe passé
Se rappeler (zich herinneren) rappelé (herinnerd)

Werkwoordsvervoegingen

Indicatif

Present 

Frans Nederlands
(je/j') je me rappelle / je m'rappelle ik herinner me
tu te rappelles jij herinnert je
il/elle/on se rappelle hij/zij/men herinnert zich
nous nous rappelons wij herinneren ons
vous vous rappelez u herinnert zich
ils/elles se rappellent zij herinneren zich

Imparfait 

Frans Nederlands
(je/j') me rappelais ik herinnerde mij
(tu) te rappelais jij herinnerde je
(il/elle/on) se rappelait hij/zij/men herinnerde zich
nous rappelions wij herinnerden ons
vous rappeliez jullie herinnerden jullie
(ils/elles) se rappelaient zij herinnerden zich

Passé composé 

Frans Nederlands
(je/j') je me suis rappelé / rappelée ik heb me herinnerd
tu t'es rappelé / rappelée jij hebt je herinnerd
il/elle/on s'est rappelé / rappelée hij/zij/men heeft zich herinnerd
nous nous sommes rappelés / rappelées wij hebben ons herinnerd
vous vous êtes rappelé / rappelée / rappelés / rappelées jullie hebben zich herinnerd
ils/elles se sont rappelés / rappelées zij hebben zich herinnerd

Plus-que-parfait 

Frans Nederlands
(je/j') je m'étais rappelé / je m'étais rappelée ik had me herinnerd
tu t'étais rappelé / tu t'étais rappelée jij had je herinnerd
(il/elle/on) il s'était rappelé / elle s'était rappelée / on s'était rappelé hij had zich herinnerd / zij had zich herinnerd / men had zich herinnerd
nous nous étions rappelés / nous nous étions rappelées wij hadden ons herinnerd
vous vous étiez rappelés / vous vous étiez rappelées / vous vous étiez rappelé / vous vous étiez rappelée jullie hadden zich herinnerd/u had zich herinnerd
(ils/elles) ils s'étaient rappelés / elles s'étaient rappelées zij hadden zich herinnerd

Futur simple 

Frans Nederlands
(je/j') je me rappellerai ik zal me herinneren
tu te rappelleras jij zult je herinneren
il/elle/on se rappellera hij/zij/men zal zich herinneren
nous nous rappellerons wij zullen ons herinneren
vous vous rappellerez u zult zich herinneren
ils/elles se rappelleront zij zullen zich herinneren

Futur antérieur 

Frans Nederlands
(je/j') me serai rappelé/rappelée ik zal me herinnerd hebben
(tu) te seras rappelé/rappelée jij zult je herinnerd hebben
(il/elle/on) se sera rappelé/rappelée Hij/zij/men zal zich herinnerd hebben
nous serons rappelés/rappelées wij zullen ons herinnerd hebben
vous serez rappelé/rappelée/rappelés/rappelées u zult zich herinnerd hebben
(ils/elles) se seront rappelés/rappelées zij zullen zich herinnerd hebben

Conditionnel

Conditionnel présent 

Frans Nederlands
(je/j') me rappellerais ik zou me herinneren
(tu) te rappellerais jij zou je herinneren
(il/elle/on) se rappellerait hij/zij/men zou zich herinneren
nous rappellerions wij zouden ons herinneren
vous rappelleriez u zou zich herinneren
(ils/elles) se rappelleraient zij zouden zich herinneren

Conditionnel passé 

Frans Nederlands
(je/j') me serais rappelé / rappelée ik zou me herinnerd hebben
(tu) te serais rappelé / rappelée jij zou je herinnerd hebben
(il/elle/on) se serait rappelé / rappelée hij/zij/men zou zich herinnerd hebben
nous serions rappelés / rappelées wij zouden ons herinneren
vous seriez rappelés / rappelées u zou zich herinneren
(ils/elles) se seraient rappelés / rappelées zij zouden zich herinnerd hebben

Subjonctif

Subjonctif présent 

Frans Nederlands
(je/j') me rappelle ik me herinner
(tu) te rappelles jij je herinnert
(il/elle/on) se rappelle hij/zij/men zich herinnert
nous rappelions wij ons herinneren
vous rappeliez jullie herinneren
(ils/elles) se rappellent zij zich herinneren

Subjonctif passé 

Frans Nederlands
(je/j') aie rappelé ik heb me herinnerd
(tu) aies rappelé jij zou je herinnerd hebben
(il/elle/on) ait rappelé hij/zij/men zich herinnerd heeft
(nous) ayons rappelé wij ons hebben herinnerd
(vous) ayez rappelé jullie zouden zich herinnerd hebben
(ils/elles) aient rappelé zij hebben zich herinnerd

Impératif

Impératif 

Frans Nederlands
rappelons-nous! je moet je herinneren
rappelle-toi! herinner je u