Soustraire (aftrekken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van soustraire (aftrekken) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Soustraire (aftrekken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 1: Se présenter (Jezelf voorstellen)

Les 4: Chiffres et comptage (Cijfers en tellen)

Infinitif Participe passé
Soustraire (aftrekken) Soustrait (afgetrokken)

Werkwoordsvervoegingen

Indicatif

Present 

Frans Nederlands
(je/j') soustrais ik/je trek af
(tu) soustrais jij aftrekt
(il/elle/on) soustrait hij/zij/men trekt af
(nous) soustrayons wij trekken af
(vous) soustrayez jullie trekken af/u trekt af
(ils/elles) soustraient zij trekken af

Imparfait 

Frans Nederlands
(je/j') je soustrais / j' éprouvais ik trok af / ik voelde
tu soustrais jij aftrok
(il/elle/on) il soustrait hij trok af
nous soustrayions wij trokken af
vous soustrayiez jullie aftrokken
(ils/elles) ils soustrayaient zij trokken af

Passé composé 

Frans Nederlands
(je/j') j'ai soustrait ik heb afgetrokken
tu as soustrait jij hebt afgetrokken
il/elle/on a soustrait hij/zij/men heeft afgetrokken
nous avons soustrait wij hebben afgetrokken
vous avez soustrait u hebt afgetrokken
ils/elles ont soustrait zij hebben afgetrokken

Plus-que-parfait 

Frans Nederlands
(je/j') j'avais soustrait ik had afgetrokken
tu avais soustrait jij had afgetrokken
il/elle/on avait soustrait hij/zij/men had afgetrokken
nous avions soustrait wij hadden afgetrokken
vous aviez soustrait u had afgetrokken
ils/elles avaient soustrait zij hadden afgetrokken

Futur simple 

Frans Nederlands
(je/j') je soustrairai ik zal aftrekken
tu soustrairas jij zult aftrekken
il/elle/on soustraira hij/zij/men zal aftrekken
nous soustrairons wij zullen aftrekken
vous soustrairez u zult aftrekken
ils/elles soustrairont zij zullen aftrekken

Futur antérieur 

Frans Nederlands
(je/j') aurai soustrait ik/j' zal afgetrokken hebben
(tu) auras soustrait jij zult hebben afgetrokken
(il/elle/on) aura soustrait hij/zij/men zal afgetrokken hebben
(nous) aurons soustrait wij zullen hebben afgetrokken
(vous) aurez soustrait u zult hebben afgetrokken
(ils/elles) auront soustrait zij zullen hebben afgetrokken

Conditionnel

Conditionnel présent 

Frans Nederlands
(je/j') je soustrairais ik zou aftrekken
tu soustrairais jij zou aftrekken
il/elle/on soustrairait hij/zij/men zou aftrekken
nous soustrairions wij zouden aftrekken
vous soustrairiez u zou aftrekken
ils/elles soustrairaient zij zouden aftrekken

Conditionnel passé 

Frans Nederlands
(je/j') aurais soustrait ik zou hebben afgetrokken
(tu) aurais soustrait jij zou aftrekken
(il/elle/on) aurait soustrait hij/zij/men zou hebben afgetrokken
(nous) aurions soustrait wij zouden hebben afgetrokken
(vous) auriez soustrait u zou aftrekken
(ils/elles) auraient soustrait zij zouden hebben afgetrokken

Subjonctif

Subjonctif présent 

Frans Nederlands
(je/j') que je soustraie ik aftrek
(tu) que tu soustraies jij aftrek
(il/elle/on) qu'il soustraie / qu'elle soustraie / qu'on soustraie hij/zij/men aftrek
(nous) que nous soustrayions wij aftrekken
(vous) que vous soustrayiez jij aftrek
(ils/elles) qu'ils soustraient / qu'elles soustraient zij trekken af

Subjonctif passé 

Frans Nederlands
(je/j') que j’aie soustrait ik heb afgetrokken
(tu) que tu aies soustrait jij hebt afgetrokken
(il/elle/on) qu’il/elle/on ait soustrait hij/zij/men heeft afgetrokken
(nous) que nous ayons soustrait wij hebben afgetrokken
(vous) que vous ayez soustrait jij/u hebt afgetrokken
(ils/elles) qu’ils/elles aient soustrait zij hebben afgetrokken

Impératif

Impératif 

Frans Nederlands
jij aftrekken
Soustrais! U trekt af