Toucher (aanraken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van toucher (aanraken) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Toucher (aanraken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 3: Au jour le jour (Dag tot dag)

Les 22: Parties du corps (Lichaamsdelen)

Infinitif Participe passé
Toucher (aanraken) touché (geraakt)

Werkwoordsvervoegingen

Indicatif

Present 

Frans Nederlands
(je/j') touche ik raak
(tu) touches jij raakt aan
(il/elle/on) touche hij/zij/men raakt aan
(nous) touchons wij raken aan
(vous) touchez u raakt aan
(ils/elles) touchent zij raken aan

Imparfait 

Frans Nederlands
(je/j') touchais ik raakte aan
(tu) touchais jij raakte aan
(il/elle/on) touchait hij/zij/men raakte aan
(nous) touchions wij raakten aan
(vous) touchiez jullie raakten aan
(ils/elles) touchaient zij raakten aan

Passé composé 

Frans Nederlands
(je/j') ai touché ik heb aangeraakt
(tu) as touché jij hebt aangeraakt
(il/elle/on) a touché hij/zij/men heeft aangeraakt
(nous) avons touché wij hebben aangeraakt
(vous) avez touché jullie hebben aangeraakt
(ils/elles) ont touché zij hebben aangeraakt

Plus-que-parfait 

Frans Nederlands
(je/j') avais touché ik had aangeraakt
(tu) avais touché jij had aangeraakt
(il/elle/on) avait touché hij/zij/men had aangeraakt
(nous) avions touché wij hadden aangeraakt
(vous) aviez touché jullie hadden aangeraakt
(ils/elles) avaient touché zij hadden aangeraakt

Futur simple 

Frans Nederlands
(je/j') toucherai ik zal aanraken
(tu) toucheras jij zult aanraken
(il/elle/on) touchera hij/zij/men zal aanraken
(nous) toucherons wij zullen aanraken
(vous) toucherez jullie zullen aanraken
(ils/elles) toucheront zij zullen aanraken

Futur antérieur 

Frans Nederlands
(je/j') aurai touché ik zal aangeraakt hebben
(tu) auras touché jij zal aangeraakt hebben
(il/elle/on) aura touché hij/zij/men zal aangeraakt hebben
(nous) aurons touché wij zullen hebben aangeraakt
(vous) aurez touché jullie zullen aangeraakt hebben
(ils/elles) auront touché zij zullen aangeraakt hebben

Conditionnel

Conditionnel présent 

Frans Nederlands
(je/j') toucherais ik zou aanraken
(tu) toucherais jij zou aanraken
(il/elle/on) toucherait hij/zij/men zou aanraken
(nous) toucherions wij zouden aanraken
(vous) toucheriez u zou aanraken
(ils/elles) toucheraient zij zouden aanraken

Conditionnel passé 

Frans Nederlands
(je/j') aurais touché ik zou aanraken
(tu) aurais touché jij zou aanraken
(il/elle/on) aurait touché hij/zij/men zou hebben aangeraakt
(nous) aurions touché wij zouden hebben aangeraakt
(vous) auriez touché u zou hebben aangeraakt
(ils/elles) auraient touché zij zouden aangeraakt hebben

Subjonctif

Subjonctif présent 

Frans Nederlands
(je/j') touche ik aanraak
(tu) touches jij aanraken
(il/elle/on) touche hij/zij/het aanraak
(nous) touchions wij aanraken
(vous) touchiez jullie aanraken / u aanraken
(ils/elles) touchent zij raken aan

Subjonctif passé 

Frans Nederlands
(je/j') aie touché ik heb aangeraakt
(tu) aies touché jij hebt aangeraakt
(il/elle/on) ait touché hij/zij/men heeft aangeraakt
(nous) ayons touché wij hebben aangeraakt
(vous) ayez touché jullie hebben aangeraakt
(ils/elles) aient touché zij hebben aangeraakt

Impératif

Impératif 

Frans Nederlands
Touchons! raak aan
Touche! raak aan