Voir (zien) - Present, indicatif (Présent, indicatief) Delen Gekopieerd!

Voir - vervoeging van zien in het Frans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, aantonende wijs (Present, indicatif).
Present, indicatif (Présent, indicatief)
Alle vervoegingen en tijden: Voir (zien) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Leerplan: Franse les - Sens et perception (Zintuigen en waarnemen)
Vervoeging van zien in de tegenwoordige tijd
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') je vois / j’vois | ik zie |
tu vois | jij ziet |
(il/elle/on) il voit / elle voit / on voit | hij ziet / zij ziet / men ziet |
nous voyons | wij zien |
vous voyez | jullie zien |
(ils/elles) ils voient / elles voient | zij zien |
Voorbeeldzinnen
Frans | Nederlands |
---|---|
Je vois le lever du soleil le matin. | Ik zie de zonsopgang 's ochtends. |
Tu vois la semaine organiser aujourd'hui ? | Jij ziet de week die vandaag wordt georganiseerd |
Elle voit le coucher du soleil ce soir. | Zij ziet de zonsondergang vanavond. |
Nous voyons le week-end planifié demain. | Wij zien het weekend gepland voor morgen. |
Vous voyez le jour de la fête samedi. | Jullie zien de dag van het feest zaterdag. |
Ils voient mardi et mercredi cette semaine. | zij zien dinsdag en woensdag deze week |