Fare (doen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Fare (doen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Fare - Vervoeging van doen in het Italiaans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, aantonende wijs (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Fare (doen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Syllabus: Italiaanse les - Giorni della settimana e momenti della giornata (Dagen van de week en dagdelen)

Vervoeging van doen in de tegenwoordige tijd

Italiaans Nederlands
(io) faccio ik doe
(tu) fai jij doet
(lui/lei) fa hij/zij doet
(noi) facciamo wij doen
(voi) fate jullie doen
(loro) fanno zij doen

Voorbeeldzinnen

Italiaans Nederlands
Faccio la colazione la mattina ogni giorno. Ik doe elke ochtend ontbijt.
Tu fai i compiti il pomeriggio spesso. Jij doet vaak 's middags je huiswerk.
Lui fa sport il weekend con gli amici. Hij doet in het weekend sport met zijn vrienden.
Noi facciamo una passeggiata il sabato sera. Wij doen op zaterdagavond een wandeling.
Voi fate la cena insieme la domenica. Jullie doen zondag samen het avondeten.
Loro fanno festa il venerdì sera a casa. Zij doen feest op vrijdagavond thuis.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

fate, fanno, faccio, fai, fa, facciamo

1.
... la colazione la mattina ogni giorno.
(Ik doe elke ochtend ontbijt.)
2.
Tu ... i compiti il pomeriggio spesso.
(Jij doet vaak 's middags je huiswerk.)
3.
Lui ... sport il weekend con gli amici.
(Hij doet in het weekend sport met zijn vrienden.)
4.
Noi ... una passeggiata il sabato sera.
(Wij doen op zaterdagavond een wandeling.)
5.
Voi ... la cena insieme la domenica.
(Jullie doen zondag samen het avondeten.)
6.
Loro ... festa il venerdì sera a casa.
(Zij doen feest op vrijdagavond thuis.)