10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Incontrare (ontmoeten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van incontrare (ontmoeten) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Incontrare (ontmoeten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 4: Descrivere oggetti e persone (Objecten en mensen beschrijven)

Les 28: Carattere e personalità (Karakter en persoonlijkheid)

Infinito Participio passato
Incontrare (ontmoeten) Incontrato (ontmoet)

Werkwoordstijden

Indicativo

Presente 

Italiaans Nederlands
(io) incontro ik ontmoet
(tu) incontri jij ontmoet
(lui/lei) incontra hij/zij ontmoet
(noi) incontriamo wij ontmoeten
(voi) incontrate jullie ontmoeten
(loro) incontrano zij ontmoeten

Imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) incontravo ik ontmoette
(tu) incontravi jij ontmoette
(lui/lei) incontrava hij/zij ontmoette
(noi) incontravamo wij ontmoetten
(voi) incontravate jullie ontmoetten
(loro) incontravano zij ontmoetten

Passato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) ho incontrato ik heb ontmoet
(tu) hai incontrato jij hebt ontmoet
(lui/lei) ha incontrato hij/zij heeft ontmoet
(noi) abbiamo incontrato wij hebben ontmoet
(voi) avete incontrato jullie hebben ontmoet
(loro) hanno incontrato zij hebben ontmoet

Trapassato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) avevo incontrato ik had ontmoet
(tu) avevi incontrato jij had ontmoet
(lui/lei) aveva incontrato hij/zij had ontmoet
(noi) avevamo incontrato wij hadden ontmoet
(voi) avevate incontrato jullie hadden ontmoet
(loro) avevano incontrato zij hadden ontmoet

Futuro semplice 

Italiaans Nederlands
(io) incontrerò ik zal ontmoeten
(tu) incontrerai jij zult ontmoeten
(lui/lei) incontrerà hij/zij zal ontmoeten
(noi) incontreremo wij zullen ontmoeten
(voi) incontrerete jullie zullen ontmoeten
(loro) incontreranno zij zullen ontmoeten

Futuro anteriore 

Italiaans Nederlands
(io) avrò incontrato ik zal ontmoet hebben
(tu) avrai incontrato jij zult ontmoet hebben
(lui/lei) avrà incontrato hij/zij zal ontmoet hebben
(noi) avremo incontrato wij zullen ontmoet hebben
(voi) avrete incontrato jullie zullen ontmoet hebben
(loro) avranno incontrato zij zullen ontmoet hebben

Condizionale

Condizionale presente 

Italiaans Nederlands
(io) incontrerei ik zou ontmoeten
(tu) incontreresti jij zou ontmoeten
(lui/lei) incontrerebbe hij/zij zou ontmoeten
(noi) incontreremmo wij zouden ontmoeten
(voi) incontrereste jullie zouden ontmoeten
(loro) incontrerebbero zij zouden ontmoeten

Condizionale passato 

Italiaans Nederlands
(io) avrei incontrato ik zou ontmoet hebben
(tu) avresti incontrato jij zou ontmoet hebben
(lui/lei) avrebbe incontrato hij/zij zou hebben ontmoet
(noi) avremmo incontrato wij zouden ontmoet hebben
(voi) avreste incontrato jullie zouden ontmoet hebben
(loro) avrebbero incontrato zij zouden ontmoet hebben

Congiuntivo

Congiuntivo presente 

Italiaans Nederlands
(io) incontri ik ontmoet
(tu) incontri jij ontmoet
(lui/lei) incontri hij/zij ontmoet
(noi) incontriamo wij ontmoeten
(voi) incontriate jullie ontmoeten
(loro) incontrino zij ontmoeten

Congiuntivo passato 

Italiaans Nederlands
(io) che io abbia incontrato ik heb ontmoet
(tu) che tu abbia incontrato jij hebt ontmoet
(lui/lei) che lui/lei abbia incontrato hij/zij dat hij/zij heeft ontmoet
(noi) che noi abbiamo incontrato wij hebben ontmoet
(voi) che voi abbiate incontrato jullie hebben ontmoet
(loro) che loro abbiano incontrato zij hebben ontmoet

Congiuntivo imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) incontrassi ik ontmoette
(tu) incontrassi jij zou ontmoeten
(lui/lei) incontrasse hij/zij ontmoette
(noi) incontrassimo wij ontmoetten
(voi) incontraste jullie ontmoetten
(loro) incontrassero zij ontmoetten

Congiuntivo trapassato 

Italiaans Nederlands
(io) avessi incontrato Ik had ontmoet
(tu) avessi incontrato jij had ontmoet
(lui/lei) avesse incontrato hij/zij had ontmoet
(noi) avessimo incontrato wij hadden ontmoet
(voi) aveste incontrato jullie hadden ontmoet
(loro) avessero incontrato zij hadden ontmoet

Imperativo

Imperativo 

Italiaans Nederlands
Incontri! jij ontmoet
Incontra! hij/zij ontmoet
Incontri! jij ontmoet
Incontriamo! Jullie ontmoeten
Incontrate! ontmoet hen