Vestirsi (aankleden) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Vestirsi (aankleden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vestirsi - Vervoeging van Aankleden in het Italiaans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, aanvoegende wijs. (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Vestirsi (aankleden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Syllabus: Italiaanse les - Abitudini giornaliere (Dagelijkse routines)

Vervoeging van aankleden in de tegenwoordige tijd

Italiaans Nederlands
(io) mi vesto/mi vesto ik kleed me aan
(tu) ti vesti/ti vesti jij kleedt je aan
(lui/lei) si veste/si veste hij/zij kleedt zich aan
(noi) ci vestiamo/ci vestiamo wij kleden ons/wij kleden ons
(voi) vi vestite/vi vestite jullie kleden je aan/jullie kleden je aan
(loro) si vestono/si vestono zij kleden zich aan

Voorbeeldzinnen

Italiaans Nederlands
Ogni mattina mi vesto dopo la doccia. Ik kleed me elke ochtend aan na het douchen.
Ti vesti presto per la colazione. Je kleedt je snel aan voor het ontbijt.
Si veste in fretta per il lavoro. Hij kleedt zich snel aan voor het werk.
Ci vestiamo prima di fare colazione. Wij kleden ons aan voordat we ontbijten.
Vi vestite sempre per la vita quotidiana. Jullie kleden jullie altijd aan voor het dagelijkse leven.
Si vestono bene per la cena a casa. Zij kleden zich goed aan voor het diner thuis.