Steeds meer Nederlandse kinderen onder 13 jaar doen aan sport. In de video vertellen zij hun favoriete sporten.
Steeds meer Nederlandse kinderen onder 13 jaar doen aan sport. In de video vertellen zij hun favoriete sporten.

Oefening 1: Woordbingo

Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.

Woord
bewegen
sportief
de gym
de activiteiten
de fiets
op een sportclub zitten
tennis
voetbal
dansen
hockey
aan sport doen
een populaire sport

Oefening 2: Tekst

Instructie: 1. Lees de tekst in tweetallen. 2. Leer de zinnen uit het hoofd door de vertaling af te dekken.

Sporten is gezond, en bewegen maakt je hoofd vrij!

De school Het Lichtpunt is de sportiefste basisschool van Nederland.
Vandaag staat beweging op het rooster in groep Z.
Ze doen verschillende activiteiten en hebben twee keer per week gym.
In de klas is een fiets om te bewegen tijdens het leren.
Zo krijgen de kinderen meer energie en kunnen ze hun hoofd leegmaken.
Veel kinderen zitten ook op een sportclub, zoals tennis, voetbal, dans of hockey.
Populaire sporten zijn voetbal, dansen en hockey.
Sporten is gezond, ook al hebben sommige oudere kinderen soms minder zin.

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. Hoe vaak hebben de kinderen gym op school in groep Z?


2. Welke sport wordt niet genoemd als populair op school?


3. Wat staat er in de klas zodat je kunt bewegen tijdens het leren?


4. Waarom krijgen de kinderen meer energie als ze bewegen?


Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.

  1. Wat doe jij elke dag om te bewegen?
  2. Wat doe jij elke dag om te bewegen?
  3. Hoe vaak sport je per week en welke sporten doe je?
  4. Hoe vaak sport je per week en welke sporten doe je?
  5. Kun je op je werk of school bewegen?
  6. Kun je op je werk of school bewegen?
  7. Welke sport vind je leuk en waarom?
  8. Welke sport vind je leuk en waarom?