Nederlandse leermodules

Ons Nederlandse lesprogramma is verdeeld in 6 leermodules per ERK-niveau. Elke leermodule heeft 6 tot 8 hoofdstukken en is ontworpen om in 1 of 2 maanden te bestuderen.

    Lespresentaties Audio- en videomaterialen Oefeningen en werkbladen
Module Leerdoelen Acties
Niveau: A1
1. Jezelf voorstellen (Jezelf voorstellen)
  • Stel jezelf voor en vraag om informatie.
  • Basisvragen stellen.
  • Basiscijfers.
  • Inleiding tot werkwoorden.
Niveau: A1
2. Van uren tot seizoenen (Van uren tot seizoenen)
  • Tijd aangeven.
  • Praat over seizoenen, weken, maanden
  • Praat over het weer.
  • De rangtelwoorden.
Niveau: A1
3. Dag tot dag (Dag tot dag)
  • Praat over je dagelijkse activiteiten.
  • Basisvragen stellen.
  • Winkelen en kopen.
Niveau: A1
4. Objecten en mensen beschrijven (Objecten en mensen beschrijven)
  • Beschrijf wat je in je omgeving ziet.
  • Veelvoorkomende bijvoeglijke naamwoorden en voorwerpen.
  • Beschrijf het uiterlijk van mensen en dingen.
Niveau: A1
5. Thuis (Thuis)
  • Beschrijf je huis en de directe omgeving.
  • Basis huisdieren en planten in en rondom het huis.
Niveau: A1
6. De stad en het dorp (De stad en het dorp)
  • Bespreek de meest voorkomende dagelijkse situaties in een stad.
  • Vragen en geven van richtingen.
  • Vervoer en navigatie.
Niveau: A2
1. Reizen: op avontuur! (Reizen: op avontuur!)
  • Omgaan met veelvoorkomende situaties tijdens het reizen.
  • Het uitdrukken van oorzaak en doel.
Niveau: A2
2. Maatschappij en overheid (Maatschappij en overheid)
  • Ken de gangbare overheid, media en publieke diensten.
  • Omgaan met basisbureaucratie.
  • Leer de verleden tijden.
Niveau: A2
3. Weekendplannen (Weekendplannen)
  • Praat over veelvoorkomende weekendactiviteiten.
  • Integreer de toekomende tijd.
Niveau: A2
4. Levensstijl (Levensstijl)
  • Praat over je levensstijl.
  • Ontdek levensstijlen van nu en het verleden.
Niveau: A2
5. Dagelijks huishouden (Dagelijks huishouden)
  • Alles over basis huishoudelijke situaties.
  • Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd.
Niveau: A2
6. Op het werk (Op het werk)
  • Basiswoordenschat op het werk en op kantoor.
  • Een baan vinden en krijgen.
  • Subjunctieve en hypothetische tijden.
  • Negatieve en onregelmatige imperatieven.