Cursus Nederlands (leerplan)
Nederlands leerplan en audio, oefeningen, grammatica en vocabulaire materialen voor gebruik tijdens onze conversatielessen.
Gestructureerd naar CEFR-niveau
Praktisch en leuk
6 leermodules per niveau
Schrijf je nu in!
Niveau
A1
A2
Leerdoelen
-
Basisbegroetingen en afscheidsgroeten.
-
Een gesprek beginnen en beëindigen.
-
Nuttige zinnen om tijdens de les te gebruiken (om verduidelijking te vragen, om herhaling te vragen, enz.).
-
Persoonlijke voornaamwoorden (ik, jij, hij,…)
Leerdoelen
-
Vertel je naam en vraag naar de naam van iemand anders
-
Titels en manieren om mensen aan te spreken. (Meneer, mevrouw,...)
-
Stel jezelf voor
-
Het alfabet en de uitspraak
Leerdoelen
-
Vraag iemand waar ze vandaan komen
-
Zeg je nationaliteit
-
Bepaalde en onbepaalde lidwoorden (de, het, een)
-
Het zelfstandig naamwoord (enkelvoud & meervoud)
Leerdoelen
-
Leren tellen
-
Nummers van 1-100
-
Hoofdtelwoorden
Leerdoelen
-
Stel jezelf voor en vertel over je familie.
-
Vraag iemand naar zijn of haar familie. (grootte, structuur, ... )
-
De bezittelijke voornaamwoorden (mijn, jouw, zijn,...)
Leerdoelen
-
Iemand naar zijn leeftijd vragen
-
Zeg hoe oud je bent en wanneer je jarig bent
-
Vraagwoorden (hoe, hoeveel, waar, wanneer)
Leerdoelen
-
Beschrijf je beroep
-
Vraag naar iemands beroep
-
Praat over studies
-
Vraagwoorden (wie, wat, welk(e))
Leerdoelen
-
Contactgegevens vragen en geven.
-
Geven van en vragen naar adressen.
-
Onvoltooid tegenwoordige tijd: regelmatige werkwoorden
-
Hoofdzinnen en ja/nee-vragen
Leerdoelen
-
Leer de delen van de dag.
-
Leer de namen van de 7 dagen van de week
-
Beschrijf je wekelijkse activiteiten.
-
Voorzetsels van tijd (in, om, op, voor,...)
Leerdoelen
-
Praat over het weer
-
Basis weerwoordenschat
-
Onpersoonlijke werkwoorden
Leerdoelen
-
Leer de rangtelwoorden.
-
Rangtelwoorden
Leerdoelen
-
Leer de seizoenen en maanden.
-
Beschrijf het weer in elk seizoen en elke maand.
-
Geavanceerd: vertel wat je doet in welke maand van het jaar.
-
Toekomende tijd met 'gaan'
Leerdoelen
-
Vraag en vertel de tijd
-
Lees de klok
-
Hoe zeg je de tijd?
Leerdoelen
-
De basisdata en feestdagen
-
Hoe formuleer je de datum?
Leerdoelen
-
Noem het voedsel dat we dagelijks consumeren.
-
Vertel wat je eet en drinkt.
-
Nevenschikkende voegwoorden (en, maar, of, want)
Leerdoelen
-
Praat over je dagelijkse routine.
-
Praat over gewoontes.
-
Wederkerende werkwoorden (zich wassen, zich scheren)
Leerdoelen
-
Basisingrediënten voor koken
-
Verplichtingen uitdrukken
-
Modale werkwoorden (moeten, kunnen, mogen)
Leerdoelen
-
Stel en beantwoord vragen.
-
Leer de vraagwoorden.
-
De uitspraak van ui, ou, eu, oe
Leerdoelen
-
Praat over geld, valuta's en betaalmethoden.
-
Vraag naar en zeg de prijs in een winkel.
-
Bijwoorden van hoeveelheid (veel, weinig, genoeg,...)
Leerdoelen
-
Maak een boodschappenlijst voor dagelijkse voeding en drankjes.
-
Vraag een winkelmedewerker naar een product in de supermarkt.
-
Uitspraak van 'e', 'ee' en 'e'
Leerdoelen
-
Beschrijf alledaagse kleding.
-
Vraag naar beschikbaarheid in een kledingwinkel.
-
Vraag om uw maat.
-
Persoonlijke voornaamwoorden: voorwerp (mij, jou, hem,...)
Leerdoelen
-
Leer de basis lichaamsdelen kennen.
-
Basiszinnen om uw gezondheid te beschrijven.
-
Veel gebruikte onregelmatige werkwoorden
Leerdoelen
-
Beschrijf het uiterlijk van mensen
-
Gebruik bijvoeglijke naamwoorden om mensen te beschrijven.
-
Bijvoeglijke naamwoorden
Leerdoelen
-
Beschrijf de kleuren van gewone voorwerpen.
-
Basis-, samengestelde en haarkleuren.
-
Het uitdrukken van voorkeuren en afkeuren
Leerdoelen
-
Druk je basisemoties uit.
-
Beschrijf de gevoelens van anderen.
-
Voorzetsels Om, door, aan, naar, met,...
Leerdoelen
-
Beschrijf smaak, geur, zicht, geluid en aanraking
-
Dingen vergelijken
-
Trappen van vergelijking
Leerdoelen
-
Beschrijf vormen en figuren.
-
Beschrijf basisobjecten.
-
Geef voorkeuren aan.
-
Aanwijzende voornaamwoorden (deze, die, dit, dat)
Leerdoelen
-
Leer het karakter van mensen te beschrijven.
-
Praat over persoonlijkheden.
-
Negatie
Leerdoelen
-
Druk uit wat je nodig hebt.
-
Vertel hoe je lichaam aanvoelt.
-
Verkleinwoorden
Leerdoelen
-
Uitdrukken van ziekte en pijn.
-
Leg je medische toestand uit bij de dokter.
-
Bijwoorden Anders, graag, zo, heel,...
Leerdoelen
-
Beschrijf alle kamers en verdiepingen van een huis.
-
Een huur- of verkoopadvertentie van een huis begrijpen.
-
Gebruik van 'er' en 'daar'
Leerdoelen
-
Beschrijf het meubilair in je huis.
-
Gebruik de plaatsbepalende voorzetsels om de locatie van meubels aan te geven.
-
Uitspraak van \"sch\", \"ch\", \"g\"
Leerdoelen
-
Beschrijf welke tafelgerei je nodig hebt.
-
De tafel dekken om gasten te ontvangen.
-
Voorzetsels van plaats (aan, in, onder,...)
Leerdoelen
-
Leer de namen van veelvoorkomende huishoudelijke en elektrische apparaten.
-
Dagelijkse situaties met veelvoorkomende huishoudelijke apparaten.
-
Onbepaalde voornaamworden (ieder, elk, alles, wat, wie, allemaal)
Leerdoelen
-
Leer de verschillende soorten accommodaties.
-
Neem contact op met een verhuurder of makelaar om een huis te huren.
-
Zinnen verbinden met dus, omdat, want, ook
Leerdoelen
-
Leer de namen van gewone planten en bloemen in huis en in de tuin.
-
Dagelijkse verzorging van planten en tuinieren.
-
Zijn aan het + infinitief
Leerdoelen
-
Leer de basisdieren (huisdieren).
-
Beschrijf de routines, de dagelijkse verzorging en het voer van je huisdier.
-
Uitspraak van 'ij' en 'ei'
Leerdoelen
-
Beschrijf de locatie van diensten op een kaart.
-
Vraag naar de openingstijden van een bepaalde dienst.
-
Het voltooid deelwoord met hebben/zijn
Leerdoelen
-
Vraag naar eten van het menu.
-
Reserveer een tafel in een restaurant.
-
Voltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
Leerdoelen
-
Leer de sporten
-
Praat over de sporten die je beoefent
-
Bijwoorden van frequentie (soms, vaak, nooit, ...)
Leerdoelen
-
Praat over je hobby's
-
Beschrijf activiteiten die je leuk vindt
-
Bijwoorden van tijd (nu, dan, morgen...)
Leerdoelen
-
Beschrijf de verschillende soorten vervoer.
-
Koop een vervoerbewijs.
-
Beschrijf het vervoer tussen plaatsen.
-
Voorzetsels van richting ( door, langs, naar, ...)
Leerdoelen
-
Vraag om de weg in een stad
-
Aan een vreemde de weg wijzen
-
Vraag naar het bestaan van een gebouw of dienst.
-
Gebiedende wijs
Leerdoelen
-
Maak plannen met je vrienden voor vrijdagavond.
-
Iemand uitnodigen voor een evenement.
-
Gebruik van zullen (voorstel, belofte, waarschijnlijkheid)
Leerdoelen
-
Praat over culturele evenementen in de stad.
-
Ga naar het museum, een expositie, een muziekstuk...
-
Woorden met een trema
Leerdoelen
-
Beschrijf verschillende soorten vakanties en activiteiten.
-
Bespreek de vervoersmiddelen die worden gebruikt om je reisbestemming te bereiken.
-
Ken gangbare vakantiebestemmingen in het gastland.
-
Werkwoorden met '(om) te', 'laten' en 'aan het'
Leerdoelen
-
Noem en beschrijf veelvoorkomende items om in te pakken voor een reis.
-
Vergelijk verschillende soorten bagage en koffers.
-
Leg bagageregels en -beperkingen uit.
-
Wanneer geen artikel gebruiken
Leerdoelen
-
Boek en reserveer een kamer - per telefoon, e-mail en online.
-
Ken veelvoorkomende hotel- en kamertypes.
-
Onregelmatige vergelijkingen
Leerdoelen
-
Het incheckproces voor uw vlucht: op de luchthaven en online.
-
Vraag naar informatie over vluchtschema's en terminals.
-
Door de beveiliging gaan en de veiligheidsinstructies begrijpen.
-
Algemene zinsbouw
-
Voorzetselgroep
Leerdoelen
-
Huur een auto, fiets of scooter.
-
Beheer uw autoverzekering en storting.
-
Haal en retourneer uw vervoermiddel.
-
Verschil tussen heel, zeer en veel"
Leerdoelen
-
In- en uitchecken bij het hotel.
-
Vraag om wijzigingen of extra services tijdens uw verblijf.
-
Meld eventuele problemen met betrekking tot uw verblijf bij de receptie.
-
Het meewerkend voorwerp
Leerdoelen
-
Veelvoorkomende activiteiten tijdens een stedentrip.
-
Informatie vragen bij het VVV-kantoor.
-
Ken praktische overlevingszinnen als toerist om je in de stad te redden.
-
Voltooid deelwoord: sterke en zwakke werkwoorden
Leerdoelen
-
Meld gestolen of verloren voorwerpen bij het politiebureau.
-
Hulp vragen met documenten bij de ambassade of het consulaat.
-
Bel de hulpdiensten.
-
Onregelmatige voltooid deelwoorden
Leerdoelen
-
Navigeren door sociale zekerheid, werkvergunningen en papierwerk.
-
Ken uw verplichtingen en documentatie in het land.
-
Onvoltooid verleden tijd: zwakke werkwoorden
Leerdoelen
-
Bespreek wat je op televisie hebt gezien of op de radio hebt gehoord.
-
Tijduitdrukkingen voor recente gebeurtenissen.
-
Leer de populaire mediastations in je gastland kennen.
-
Onvoltooid verleden tijd: regelmatige werkwoorden met klankverandering
Leerdoelen
-
Ken de namen van de hulpdiensten van je nieuwe land.
-
Bellen en adviseren over situaties.
-
Onvoltooid verleden tijd: sterke werkwoorden
Leerdoelen
-
Leer over het onderwijssysteem van het land.
-
Vertel over je tijd op school en jeugdherinneringen.
-
Onvoltooid verleden tijd: onregelmatige werkwoorden
Leerdoelen
-
Een bankrekening openen.
-
Doe online aankopen en maak uzelf vertrouwd met gangbare betaalmethoden.
-
Leer de grootste banken van het land kennen.
-
Wensen uitdrukken met de onvoltooid verleden tijd
Leerdoelen
-
Praat over je universitaire studie of doelen.
-
Ken de woordenschat over hoger onderwijs.
-
Leer het hoger onderwijssysteem en de instellingen van je nieuwe land kennen.
-
Tijdsaanduidingen bij onvoltooid verleden tijd (gisteren, vorige week)
Leerdoelen
-
Maak kennis met de basisoverheidsinstellingen van het land.
-
Praat over verkiezingen en stemmen.
-
Voltooid tegenwoordige tijd of onvoltooid verleden tijd?
Leerdoelen
-
Koop (online) kaarten voor een festival, concert, musical,...
-
Praat over muziekinstrumenten en je favoriete genre.
-
Ken de bekende festivals in je nieuwe land.
-
Toekomende tijd (zullen, gaan)
Leerdoelen
-
Nodig je vrienden thuis uit en ontvang ze.
-
Organiseer een dinerfeest, spelletjesavond of andere activiteit.
-
Ken de gebruikelijke avondactiviteiten in je nieuwe land.
-
De reële voorwaarde
Leerdoelen
-
Praat over het dorp en het platteland.
-
Leer de namen van de boerderijdieren.
-
Leer over de bekendste landelijke gebieden van je gastland.
-
Samengestelde zelfstandige naamwoorden
-
Onbepaalde telwoorden (veel, weinig, wat)
Leerdoelen
-
Leer de namen van veelvoorkomende natuurlijke objecten.
-
Navigeer met een kaart of GPS.
-
Ken de gebruikelijke gebieden om te kamperen in je nieuwe land.
-
Wederkerig voornaamwoord (elkaar, elkaars)
Leerdoelen
-
Beschrijf verschillende landschappen en dieren.
-
Organiseer een familieactiviteit in een attractiepark.
-
Leer over beroemde dierentuinen of wildgebieden in jouw gastland
-
Onbepaalde voornaamwoorden (zoals iemand, niemand, alles)
-
Zelfstandig gebruik van aanwijzende voornaamwoorden
Leerdoelen
-
Nodig vrienden en familie uit voor een wandeling of een klein ommetje.
-
Woordenlijst over landschappen en wandelen.
-
Leer de beroemde wandelgebieden van je gastland kennen.
-
Zinsbouw: inversie
Leerdoelen
-
Praat over hygiëneproducten en -routines.
-
Leg uit welke hygiëneproducten je in de winkel wilt.
-
Tijdsbepalingen: voordat, nadat, als, wanneer
Leerdoelen
-
Zoek en vind privélessen.
-
Schrijf je in bij een lokale academie van jouw interesse.
-
Meervoud van zelfstandig naamwoord
Leerdoelen
-
Vraag om een specifiek menu.
-
Bestel afhaalmaaltijden.
-
Uitzonderingen bij het meervoud
Leerdoelen
-
Praat over je dieet en (on)gezonde gewoontes.
-
Plan je wekelijkse menu.
-
Betrekkelijke voornaamwoorden (die, dat, wat, wie)
Leerdoelen
-
Bespreek je dagelijkse vervoer.
-
Bespreek verschillende soorten transport.
-
Bijvoeglijk naamwoord met of zonder -e
Leerdoelen
-
Praat over je favoriete outfit.
-
Beschrijf je outfit en mode.
-
Sterke werkwoorden: onvoltooid verleden tijd en voltooid deelwoord
Leerdoelen
-
Bespreek de voordelen van lichaamsbeweging en sporten.
-
Praat over je dagelijkse bewegingsroutines
-
Tijdsuitdrukkingen (deze week, een tijd geleden, ...)
Leerdoelen
-
Bespreek een advertentie voor een huis of appartement die je zojuist hebt gezien.
-
Bespreek de aankoop van een nieuw huis of appartement.
-
Onvoltooid verleden toekomende tijd
Leerdoelen
-
Praat over een boek, sprookje of gedicht dat je hebt gelezen.
-
Vraag naar een boek of auteur in de bibliotheek.
-
De irreële voorwaarde
Leerdoelen
-
Praat over je bucketlist en toekomstplannen
-
Advies geven
Leerdoelen
-
Praat over plannen en ambities voor de toekomst
-
Praat over je relaties en gezinsplannen
-
Wensen, beleefdheid en suggesties met onvoltooid verleden toekomende tijd
Leerdoelen
-
Plannen bespreken voor het starten van een bedrijf.
-
Bespreek de dagelijkse boekhoudkundige taken.
-
Bijwoorden: binnenkort, pas, misschien, graag, anders
Leerdoelen
-
Praat over activiteiten en veranderingen in levensstijl nadat je met pensioen bent gegaan.
-
Praten over lopende acties in de toekomst.
-
Nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden
Leerdoelen
-
Ken de namen van lokale diensten en winkels.
-
Bespreek wat je in het winkelcentrum vindt.
-
Voorzetsels binnen, rond, tegen, vanuit
Leerdoelen
-
Verstuur en ontvang berichten.
-
E-mail en internet.
-
Vragende voornaamwoorden (wie, wat, welk(e))
Leerdoelen
-
Maak en verstuur je cv.
-
Gebruik vacaturewebsites om naar een baan te zoeken.
-
Scheidbare werkwoorden
Leerdoelen
-
Het voeren van een sollicitatiegesprek
-
Meewerkend voorwerp
-
Vraagzin
Leerdoelen
-
Woordenschat over teams en rollen
-
Opdrachten geven met meewerkend voorwerp
-
Woordvolgorde in gebiedende wijs
Leerdoelen
-
Leer basiswoordenschat voor debatteren
-
Instemming en onenigheid uiten
-
Akkoord en niet akkoord uitdrukken
Leerdoelen
-
Geef je mening
-
Basiszinnen leren om standpunten te bespreken
-
Je mening geven
Leerdoelen
-
Woordenschat over organisatiestructuur
-
Bevelen geven
Leerdoelen
-
Dagelijkse kantoorvocabulaire
-
Woordenschat van werken op afstand
-
Passieve zinnen