Boodschappen doen: leer belangrijke woorden als "de groente", "de vis", en plaatsen zoals "de markt" en "de supermarkt". Oefen gesprekken over producten, prijzen en het maken van een boodschappenlijst.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (16) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Verdeel de woorden in twee groepen: voedingsmiddelen die je eet en plaatsen waar je boodschappen doet.
Voedingsmiddelen
Winkels en plekken
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Het winkelkarretje
Het winkelkarretje
2
De vis
De vis
3
Het vlees
Het vlees
4
Nodig hebben
Nodig hebben
5
De yoghurt
De yoghurt
Oefening 5: Gespreksoefening
Instructie:
- Beschrijf de items op de boodschappenlijst. (Beschrijf de items op het boodschappenlijstje.)
- Vraag de winkelmedewerker naar de locatie van de producten. (Vraag de winkelmedewerker naar de locatie van de producten.)
- Betaal voor uw producten bij de kassa. (Betaal voor uw producten bij de kassa.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Ik ___ elke week verse groenten en fruit in de supermarkt.
2. Wij ___ vaak samen op de markt voor het avondeten.
3. Hij ___ niet beslissen welke yoghurt hij wil kopen.
4. ___ ik meer koekjes aan mijn boodschappenlijst toevoegen?
Oefening 8: Boodschappen doen voor het gezin
Instructie:
Werkwoordschema's
Gaan - Gaan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ga
- jij gaat
- hij/zij/het gaat
- wij gaan
- jullie gaan
- zij gaan
Maken - Maken
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik maak
- jij maakt
- hij/zij/het maakt
- wij maken
- jullie maken
- zij maken
Nemen - Nemen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik neem
- jij neemt
- hij/zij/het neemt
- wij nemen
- jullie nemen
- zij nemen
Zoeken - Zoeken
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zoek
- jij zoekt
- hij/zij/het zoekt
- wij zoeken
- jullie zoeken
- zij zoeken
Vragen - Vragen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vraag
- jij vraagt
- hij/zij/het vraagt
- wij vragen
- jullie vragen
- zij vragen
Betalen - Betalen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik betaal
- jij betaalt
- hij/zij/het betaalt
- wij betalen
- jullie betalen
- zij betalen
Lopen - Lopen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik loop
- jij loopt
- hij/zij/het loopt
- wij lopen
- jullie lopen
- zij lopen
Vinden - Vinden
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vind
- jij vindt
- hij/zij/het vindt
- wij vinden
- jullie vinden
- zij vinden
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Kopen kopen Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) koop | (ik) koop |
(jij) koopt | (jij) koopt |
(hij/zij/het) koopt | (hij/zij/het) koopt |
(wij) kopen | (wij) kopen |
(jullie) kopen | (jullie) kopen |
(zij) kopen | (zij) kopen |
Winkelen winkelen Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) winkel | (ik) winkel |
(jij) winkelt | (jij) winkelt |
(hij/zij/het) winkelt | (hij/zij/het) winkelt |
(wij) winkelen | (wij) winkelen |
(jullie) winkelen | (jullie) winkelen |
(zij) winkelen | (zij) winkelen |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Introductie tot boodschappen doen
Deze les richt zich op het Nederlands dat je nodig hebt bij het doen van boodschappen, vooral gericht op het avondeten. Je leert woorden en uitdrukkingen die je helpen om in winkels en op markten te vragen naar producten, de prijs te begrijpen en een boodschappenlijst te maken.
Belangrijke woorden en groepen
Om het boodschappen doen gemakkelijker te maken, zijn de belangrijkste woorden verdeeld in twee groepen:
- Voedingsmiddelen: de groente, de vis, de yoghurt, het fruit, het vlees
- Winkels en plekken: de supermarkt, de markt, de kassa
Veelgebruikte uitdrukkingen bij het boodschappen doen
Leer bijvoorbeeld vragen als:
- Heeft u verse tomaten in de groenteafdeling?
- Waar is de uitgang van de supermarkt, alstublieft?
- Kan ik met dit winkelkarretje naar de kassa?
En negatieve of positieve vragen die je kunt gebruiken om duidelijk te maken wat je nodig hebt, zoals:
Ik heb yoghurt en chocolade nodig voor mijn boodschappenlijst.
Dialogen oefenen
De les bevat praktische dialogen om te oefenen met het maken van een boodschappenlijst, het vragen naar producten en het informeren naar prijs en hoeveelheid. Voorbeelden zijn:
- Ik heb brood, kaas en melk nodig.
- Waar vind ik de verse groenten?
- Hoeveel kost een brood?
Grammaticale aandachtspunten
Er is speciale aandacht voor werkwoorden die je vaak gebruikt tijdens het boodschappen doen, zoals gaan, maken, nemen, zoeken, vragen, betalen, lopen en vinden. Je leert ze vervoegen in de onvoltooid tegenwoordige tijd:
- ik ga / jij gaat / wij gaan
- ik maak / jij maakt / wij maken
- ik neem / jij neemt / wij nemen
- enzovoort
Uitspraak en speciale tips
Let op de uitspraak van de klinkers e, ee en e in woorden die veel voorkomen bij boodschappen. Bijvoorbeeld in groente, verse en kassa. Goed luisteren en oefenen helpt om verstaanbaar te zijn.
Verschillen tussen instructietaal en Nederlands
Omdat de instructie en de te leren taal beide Nederlands zijn, worden vertalingen niet weergegeven. Wel is het belangrijk om je bewust te zijn van regionale verschillen in woordgebruik, bijvoorbeeld markt versus supermarkt. Om boodschappen te doen leer je ook formele manieren van vragen, zoals Heeft u... en Mag ik..., die praktisch en beleefd zijn.