| Indicativo (Aantonende wijs)
|
Subjuntivo (Aanvoegende wijs)
|
Presente
Delen
Gekopieerd!
| Spaans |
Nederlands |
| (yo) meriendo |
ik eet tussendoortje |
| (tú) meriendas |
jij eet een tussendoortje |
| (él/ella) merienda |
hij/zij eet een tussendoortje |
| (nosotros/nosotras) merendamos |
wij eten een tussendoortje |
| (vosotros/vosotras) merendáis |
jullie eten een tussendoortje |
| (ellos/ellas) meriendan |
zij eten tussendoortje |
|
Pretérito perfecto
Delen
Gekopieerd!
| Spaans |
Nederlands |
| (yo) he merendado |
ik heb een tussendoortje gegeten |
| (tú) has merendado |
jij hebt een tussendoortje gegeten |
| (él/ella) ha merendado |
hij heeft een tussendoortje gegeten/zij heeft een tussendoortje gegeten |
| (nosotros/nosotras) hemos merendado |
wij hebben een tussendoortje gegeten |
| (vosotros/vosotras) habéis merendado |
jullie hebben een tussendoortje gegeten |
| (ellos/ellas) han merendado |
zij hebben een tussendoortje gegeten |
|
Subjuntivo presente
Delen
Gekopieerd!
| Spaans |
Nederlands |
| (yo) meriende |
ik tussendoortje eet |
| (tú) meriendes |
jij tussendoortje eet |
| (él/ella) meriende |
hij/zij tussendoortje eet |
| (nosotros/nosotras) merendemos |
wij tussendoortje eten |
| (vosotros/vosotras) merendéis |
jullie tussendoortje eten |
| (ellos/ellas) merienden |
zij zouden een tussendoortje eten |
|
Subjuntivo pretérito perfecto
Delen
Gekopieerd!
| Spaans |
Nederlands |
| (yo) haya merendado |
ik heb een tussendoortje gegeten |
| (tú) hayas merendado |
jij hebt een tussendoortje gegeten |
| (él/ella) haya merendado |
hij/zij heeft een tussendoortje gegeten |
| (nosotros/nosotras) hayamos merendado |
wij hebben een tussendoortje gegeten |
| (vosotros/vosotras) hayáis merendado |
jullie hebben een tussendoortje gegeten |
| (ellos/ellas) hayan merendado |
zij hebben tussendoortje gegeten |
|
Pretérito imperfecto
Delen
Gekopieerd!
| Spaans |
Nederlands |
| (yo) merendaba |
ik merende |
| (tú) merendabas |
jij at een tussendoortje |
| (él/ella) merendaba |
hij/zij at een tussendoortje |
| (nosotros/nosotras) merendábamos |
wij aten een tussendoortje |
| (vosotros/vosotras) merendabais |
jullie aten een tussendoortje |
| (ellos/ellas) merendaban |
zij aten een tussendoortje |
|
Pretérito pluscuamperfecto
Delen
Gekopieerd!
| Spaans |
Nederlands |
| (yo) había merendado |
ik had een tussendoortje gegeten |
| (tú) habías merendado |
jij had een tussendoortje gegeten |
| (él/ella) había merendado |
hij/zij had een tussendoortje gegeten |
| (nosotros/nosotras) habíamos merendado |
wij hadden een tussendoortje gegeten |
| (vosotros/vosotras) habíais merendado |
jullie hadden een tussendoortje gegeten |
| (ellos/ellas) habían merendado |
zij hadden tussendoortje gegeten |
|
Subjuntivo pretérito imperfecto
Delen
Gekopieerd!
| Spaans |
Nederlands |
| (yo) merendara/merendase |
ik zou tussendoortje eten |
| (tú) merendaras/merendases |
jij zou een tussendoortje eten |
| (él/ella) merendara/merendase |
hij/zij zou een tussendoortje eten |
| (nosotros/nosotras) merendáramos/merendásemos |
wij zouden een tussendoortje eten |
| (vosotros/vosotras) merendarais/merendaseis |
jullie zouden tussendoortje eten |
| (ellos/ellas) merendaran/merendasen |
zij zouden tussendoortje eten |
|
Subjuntivo pluscuamperfecto
Delen
Gekopieerd!
| Spaans |
Nederlands |
| (yo) hubiera/hubiese merendado |
ik zou een tussendoortje hebben gegeten |
| (tú) hubieras/hubieses merendado |
jij had een tussendoortje gegeten |
| (él/ella) hubiera/hubiese merendado |
hij zou een tussendoortje gegeten hebben/zij zou een tussendoortje gegeten hebben |
| (nosotros/nosotras) hubiéramos/hubiésemos merendado |
wij hadden een tussendoortje gegeten |
| (vosotros/vosotras) hubierais/hubieseis merendado |
jullie hadden tussendoortje gegeten |
| (ellos/ellas) hubieran/hubiesen merendado |
zij hadden een tussendoortje gegeten |
|
Pretérito indefinido
Delen
Gekopieerd!
| Spaans |
Nederlands |
| (yo) merendé |
ik heb een tussendoortje gegeten |
| (tú) merendaste |
jij hebt een tussendoortje gegeten |
| (él/ella) merendó |
hij/zij heeft een tussendoortje gegeten |
| (nosotros/nosotras) merendamos |
wij aten een tussendoortje |
| (vosotros/vosotras) merendasteis |
jullie aten een tussendoortje |
| (ellos/ellas) merendaron |
zij aten een tussendoortje |
|
Pretérito anterior
Delen
Gekopieerd!
| Spaans |
Nederlands |
| (yo) hube merendado |
ik had een tussendoortje geëet |
| (tú) hubiste merendado |
jij had een tussendoortje gegeten |
| (él/ella) hubo merendado |
hij had tussendoortje gegeten/zij had tussendoortje gegeten |
| (nosotros/nosotras) hubimos merendado |
wij hadden een tussendoortje gegeten |
| (vosotros/vosotras) hubisteis merendado |
jullie hadden tussendoortje gegeten |
| (ellos/ellas) hubieron merendado |
zij hadden een tussendoortje gegeten |
|
Subjuntivo futuro simple
Delen
Gekopieerd!
| Spaans |
Nederlands |
| (yo) merendare |
ik tussendoortje eten |
| (tú) merendares |
jij zou tussendoortje eten |
| (él/ella) merendare |
hij zou tussendoortje eten/zij zou tussendoortje eten |
| (nosotros/nosotras) merendáremos |
wij zullen tussendoortje eten |
| (vosotros/vosotras) merendareis |
jullie zullen een tussendoortje eten |
| (ellos/ellas) merendaren |
zij zouden een tussendoortje eten |
|
Subjuntivo futuro perfecto
Delen
Gekopieerd!
| Spaans |
Nederlands |
| (yo) subjuntivo_futuro_perfecto |
ik zal tussendoortje gegeten hebben |
| (tú) hubiere merendado |
jij zult een tussendoortje hebben gegeten |
| (él/ella) hubieres merendado |
hij zou een tussendoortje gegeten hebben / zij zou een tussendoortje gegeten hebben |
| (nosotros/nosotras) hubiere merendado |
wij zullen tussendoortje hebben gegeten |
| (vosotros/vosotras) hubiéremos merendado |
jullie zullen een tussendoortje gegeten hebben |
| (ellos/ellas) hubiereis merendado |
zij zouden een tussendoortje gegeten hebben |
|
Futuro simple
Delen
Gekopieerd!
| Spaans |
Nederlands |
| (yo) merendaré |
ik zal een tussendoortje eten |
| (tú) merendarás |
jij zult een tussendoortje eten |
| (él/ella) merendará |
hij zal een tussendoortje eten / zij zal een tussendoortje eten |
| (nosotros/nosotras) merendaremos |
wij zullen een tussendoortje eten |
| (vosotros/vosotras) merendaréis |
jullie zullen een tussendoortje eten |
| (ellos/ellas) merendarán |
zij zullen tussendoortje eten |
|
Futuro perfecto
Delen
Gekopieerd!
| Spaans |
Nederlands |
| (yo) habré merendado |
ik zal een tussendoortje hebben gegeten |
| (tú) habrás merendado |
jij zult een tussendoortje gegeten hebben |
| (él/ella) habrá merendado |
hij/zij zal een tussendoortje hebben gegeten |
| (nosotros/nosotras) habremos merendado |
wij zullen een tussendoortje gegeten hebben |
| (vosotros/vosotras) habréis merendado |
jullie zullen een tussendoortje gegeten hebben |
| (ellos/ellas) habrán merendado |
zij zullen een tussendoortje gegeten hebben |
|
| Imperativo (Imperatief)
|
Imperativo
Delen
Gekopieerd!
| Spaans |
Nederlands |
| — |
jij/tú tussendoortje eten |
| Merienda! |
Hij/zij tussendoortje eten! |
| Meriende! |
wij tussendoortje eten |
| Merendemos! |
Jullie, tussendoortje eten! |
| Merendad! |
Eet een tussendoortje! |
|
Imperativo negativo
Delen
Gekopieerd!
| Spaans |
Nederlands |
| No meriende! |
Jij eet geen tussendoortje. |
| No meriendes! |
eet geen tussendoortje |
| No meriende! |
Jij eet geen tussendoortje. |
| No merendemos! |
jullie/je eten geen tussendoortje |
| No merendéis! |
Eet geen tussendoortje! |
|
|
Condicional simple
Delen
Gekopieerd!
| Spaans |
Nederlands |
| (yo) merendaría |
ik zou een tussendoortje eten |
| (tú) merendarías |
jij zou een tussendoortje eten |
| (él/ella) merendaría |
hij/zij zou tussendoortje eten |
| (nosotros/nosotras) merendaríamos |
wij zouden een tussendoortje eten |
| (vosotros/vosotras) merendaríais |
jullie zouden een tussendoortje eten |
| (ellos/ellas) merendarían |
zij zouden tussendoortje eten |
|
Condicional perfecto
Delen
Gekopieerd!
| Spaans |
Nederlands |
| (yo) habría merendado |
ik zou tussendoortje hebben gegeten |
| (tú) habrías merendado |
jij zou een tussendoortje gegeten hebben |
| (él/ella) habría merendado |
hij zou een tussendoortje hebben gegeten / zij zou een tussendoortje hebben gegeten |
| (nosotros/nosotras) habríamos merendado |
wij zouden een tussendoortje hebben gegeten |
| (vosotros/vosotras) habríais merendado |
jullie zouden een tussendoortje gegeten hebben |
| (ellos/ellas) habrían merendado |
zij zouden een tussendoortje gegeten hebben |
|