Sacar (nemen)

Vervoeging van sacar (nemen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Sacar (nemen)

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Categorie: a1

Module 6: La ciudad y el pueblo (De stad en het dorp)

Les 41: Describir pasatiempos (Hobby's beschrijven)

Basiswerkwoordsvormen

Infinitivo (Infinitief) Gerundio (Deelwoord) Participio (Deelwoord)
Sacar (nemen) Sacando (aan het pakken) Sacado (uitgehaald)

Sacar (nemen): Werkwoordvervoegingstabellen

Indicativo (Aantonende wijs) Subjuntivo (Aanvoegende wijs)

Presente 

Spaans Nederlands
(yo) saco ik neem
(tú) sacas jij neemt
(él/ella) saca hij/zij neemt
(nosotros/nosotras) sacamos wij nemen
(vosotros/vosotras) sacáis jullie nemen
(ellos/ellas) sacan zij nemen

Pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) he sacado ik heb genomen
(tú) has sacado jij hebt genomen
(él/ella) ha sacado hij/zij heeft genomen
(nosotros/nosotras) hemos sacado wij hebben genomen
(vosotros/vosotras) habéis sacado jullie hebben genomen
(ellos/ellas) han sacado zij hebben genomen

Subjuntivo presente 

Spaans Nederlands
(yo) saque ik neem
(tú) saques jij neemt
(él/ella) saque hij/zij neemt
(nosotros/nosotras) saquemos wij nemen
(vosotros/vosotras) saquéis jullie nemen
(ellos/ellas) saquen zij nemen

Subjuntivo pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) haya sacado ik heb genomen
(tú) hayas sacado jij hebt genomen
(él/ella) haya sacado hij/zij heeft genomen
(nosotros/nosotras) hayamos sacado wij hebben genomen
(vosotros/vosotras) hayáis sacado jullie hebben genomen
(ellos/ellas) hayan sacado zij hebben genomen

Pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) sacaba ik nam
(tú) sacabas jij nam
(él/ella) sacaba hij/zij nam
(nosotros/nosotras) sacábamos wij namen
(vosotros/vosotras) sacabais jullie namen
(ellos/ellas) sacaban zij namen

Pretérito pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) había sacado ik had genomen
(tú) habías sacado jij had genomen
(él/ella) había sacado hij/zij had genomen
(nosotros/nosotras) habíamos sacado wij hadden genomen
(vosotros/vosotras) habíais sacado jullie hadden genomen
(ellos/ellas) habían sacado zij hadden genomen

Subjuntivo pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) sacara/sacase ik nam
(tú) sacaras/sacases jij nam
(él/ella) sacara/sacase hij/zij nam
(nosotros/nosotras) sacáramos/sacásemos wij zouden nemen
(vosotros/vosotras) sacarais/sacaseis jullie zouden nemen
(ellos/ellas) sacaran/sacasen zij zouden nemen

Subjuntivo pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) hubiera/hubiese sacado ik zou genomen hebben
(tú) hubieras/hubieses sacado jij zou genomen hebben
(él/ella) hubiera/hubiese sacado hij/zij zou genomen hebben
(nosotros/nosotras) hubiéramos/hubiésemos sacado wij hadden genomen
(vosotros/vosotras) hubierais/hubieseis sacado jullie hadden genomen
(ellos/ellas) hubieran/hubiesen sacado zij hadden genomen

Pretérito indefinido 

Spaans Nederlands
(yo) saqué ik nam
(tú) sacaste jij nam
(él/ella) sacó hij/zij nam
(nosotros/nosotras) sacamos wij namen
(vosotros/vosotras) sacasteis jullie namen
(ellos/ellas) sacaron zij namen

Pretérito anterior 

Spaans Nederlands
(yo) hube sacado ik had genomen
(tú) hubiste sacado jij had genomen
(él/ella) hubo sacado hij/zij had genomen
(nosotros/nosotras) hubimos sacado wij hadden genomen
(vosotros/vosotras) hubisteis sacado jullie hadden genomen
(ellos/ellas) hubieron sacado zij hadden genomen

Subjuntivo futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) sacare ik zal nemen
(tú) sacares jij zou nemen
(él/ella) sacare hij/zij zou nemen
(nosotros/nosotras) sacáremos wij zullen nemen
(vosotros/vosotras) sacareis jullie nemen
(ellos/ellas) sacaren zij nemen

Subjuntivo futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) hubiere sacado ik zou genomen hebben
(tú) hubieres sacado jij zou genomen hebben
(él/ella) hubiere sacado hij/zij zal genomen hebben
(nosotros/nosotras) hubiéremos sacado wij zullen genomen hebben
(vosotros/vosotras) hubiereis sacado jullie zouden genomen hebben
(ellos/ellas) hubieren sacado zij zouden genomen hebben

Futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) sacaré ik zal nemen
(tú) sacarás jij zult nemen
(él/ella) sacará hij/zij zal nemen
(nosotros/nosotras) sacaremos wij zullen nemen
(vosotros/vosotras) sacaréis jullie zullen nemen
(ellos/ellas) sacarán zij zullen nemen

Futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) habré sacado ik zal hebben genomen
(tú) habrás sacado jij zult genomen hebben
(él/ella) habrá sacado hij/zij zal genomen hebben
(nosotros/nosotras) habremos sacado wij zullen genomen hebben
(vosotros/vosotras) habréis sacado jullie zullen genomen hebben
(ellos/ellas) habrán sacado zij zullen genomen hebben
Imperativo (Imperatief)

Imperativo 

Spaans Nederlands
¡Saca! Hij neemt!
¡Saque! Neem ons.
¡Saquemos! laten we nemen
¡Sacad! Neem!
¡Saquen! Zij nemen

Imperativo negativo 

Spaans Nederlands
<No applicable> jij neemt niet
¡No saques! Hij/zij haalt niet
¡No saque! Neem niet.
¡No saquemos! Laten we niet nemen!
¡No saquéis! Jullie nemen niet!

Condicional simple 

Spaans Nederlands
(yo) sacaría ik zou nemen
(tú) sacarías jij zou nemen
(él/ella) sacaría hij/zij zou nemen
(nosotros/nosotras) sacaríamos wij zouden nemen
(vosotros/vosotras) sacaríais jullie zouden nemen
(ellos/ellas) sacarían zij zouden nemen

Condicional perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) habría sacado ik zou hebben genomen
(tú) habrías sacado jij zou hebben genomen
(él/ella) habría sacado hij/zij zou genomen hebben
(nosotros/nosotras) habríamos sacado wij zouden genomen hebben
(vosotros/vosotras) habríais sacado jullie zouden genomen hebben
(ellos/ellas) habrían sacado zij zouden genomen hebben