10K+ Studenten - 4.8/5
Lerne mit einem Lehrer Lernmaterialien inbegriffen Konversation üben

Wort Übersetzung
De inwoner Der Einwohner
De migrant Der Migrant
De bevolking Die Bevölkerung
Wonen Wohnen
In 8 jaar tijd In 8 Jahren

Beschrijf waar iemand vandaan komt, woont en werkt.

1. Edward komt uit Spanje. (Edward kommt aus Spanien.) Anzeigen
2. Hij woont in de stad Valencia. (Er wohnt in der Stadt Valencia.) Anzeigen
3. Edward is Spaans, dat is zijn nationaliteit. (Edward ist Spanier, das ist seine Nationalität.) Anzeigen
4. Hij spreekt Spaans en een beetje Engels. (Er spricht Spanisch und ein bisschen Englisch.) Anzeigen
5. Edward werkt in Nederland. (Edward arbeitet in den Niederlanden.) Anzeigen
6. Hij woont nu in Amsterdam, de hoofdstad van Nederland. (Er wohnt jetzt in Amsterdam, der Hauptstadt der Niederlande.) Anzeigen
7. Hij komt uit Spanje, maar nu woont hij in Nederland. (Er kommt aus Spanien, aber jetzt wohnt er in den Niederlanden.) Anzeigen
8. In Amsterdam leert hij ook Nederlands. (In Amsterdam lernt er auch Niederländisch.) Anzeigen
9. Edward vindt de taal soms lastig, maar hij oefent elke dag. (Edward findet die Sprache manchmal schwierig, aber er übt jeden Tag.) Anzeigen
10. Hij wil graag goed Nederlands kunnen spreken. (Er möchte gerne gut Niederländisch sprechen können.) Anzeigen

Übung 1: Diskussionsfragen

Anleitung: Diskutiert die Fragen, nachdem ihr das Audio gehört oder den Text gelesen habt.

  1. Waar komt Edward vandaan?
    2. Woher kommt Edward?
  2. In welke stad woont Edward nu?
    3. In welcher Stadt lebt Edward jetzt?
  3. En jij? Waar kom jij vandaan? Uit welk land?
    4. Und du? Woher kommst du? Aus welchem Land?
  4. Wat is jouw nationaliteit en welke taal spreek jij?
    5. Was ist deine Nationalität und welche Sprache sprichst du?