10K+ Studenten - 4.8/5
Lerne mit einem Lehrer Lernmaterialien inbegriffen Konversation üben

Dienen (dienen) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

Dienen (dienen) - Verbkonjugation und Übungen

Dienen - Konjugation von Dienen auf Niederländisch: Konjugationstabelle, Beispiele und Übungen im Präsens kontinuierlich, Indikativ Modus (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

Alle Konjugationen und Zeiten: Dienen (dienen) - Verbkonjugation und Übungen

Lehrplan: Niederländischunterricht - Huishoudelijke apparaten (Haushaltsgeräte)

Konjugation von dienen im Präsens

Niederländisch Deutsch
(ik) dien ich diene
(jij) dient/dien du dienst
(hij/zij/het) dient er/sie/es dient
(wij) dienen wir dienen
(jullie) dienen ihr dient
(zij) dienen sie dienen

Beispielsätze

Niederländisch Deutsch
Ik dien het eten op de tafel. Ich serviere das Essen auf dem Tisch.
Dien jij het glas aan de gasten? Du dienst das Glas den Gästen.
Hij dient het water bij het ontbijt. Er dient das Wasser zum Frühstück.
Wij dienen de koffie in de woonkamer. Wir dienen den Kaffee im Wohnzimmer.
Dienen jullie de borden na het eten? Ihr dient die Teller nach dem Essen
Zij dienen de soep in de eetkamer. Sie dienen die Suppe im Speisesaal.

Übung: Verbkonjugation

Anleitung: Wählen Sie die richtige Form.

Übersetzung anzeigen Antworten zeigen

dien, dienen, dient

1.
Wij ... de koffie in de woonkamer.
(Wir dienen den Kaffee im Wohnzimmer.)
2.
Ik ... het eten op de tafel.
(Ich serviere das Essen auf dem Tisch.)
3.
Hij ... het water bij het ontbijt.
(Er dient das Wasser zum Frühstück.)
4.
... jullie de borden na het eten?
(Ihr dient die Teller nach dem Essen)
5.
... jij het glas aan de gasten?
(Du dienst das Glas den Gästen.)
6.
Zij ... de soep in de eetkamer.
(Sie dienen die Suppe im Speisesaal.)