Wachten (esperar) Compartir ¡Copiado!

Conjugación de wachten (esperar) para todos los tiempos verbales con frases de ejemplo y ejercicios.

Materiales de aprendizaje que implementan este verbo:

Categoría: a1

Módulo 6: De stad en het dorp (La ciudad y el pueblo)

Lección 38: Dagelijkse diensten (Servicios cotidianos)

Infinitief	Voltooid deelwoord
Wachten (esperar)	Gewacht (Esperado)

Tiempos verbales

Aantonende wijs

Neerlandés	Español
(ik) heb gewacht	yo he esperado
(jij) hebt gewacht / hebt gewacht	tú has esperado
(hij/zij/het) heeft gewacht	él/ella/eso ha esperado
(wij) hebben gewacht	nosotros hemos esperado
(jullie) hebben gewacht	vosotros habéis esperado
(zij) hebben gewacht	ellos han esperado

Neerlandés	Español
ik heb gewacht	he esperado
jij hebt gewacht / heb jij gewacht	tú has esperado / tú has esperado
(hij/zij/het) hij heeft gewacht	él ha esperado
wij hebben gewacht	nosotros hemos esperado
jullie hebben gewacht	vosotros habéis esperado
zij hebben gewacht	Ellos han esperado

Neerlandés	Español
(ik) zal gewacht hebben	yo habré esperado
(jij) zal gewacht hebben / zul gewacht hebben	tú habrás esperado
(hij/zij/het) zal gewacht hebben	él/ella/ello habrá esperado
(wij) zullen gewacht hebben	nosotros habremos esperado
(jullie) zullen gewacht hebben	vosotros habréis esperado
(zij) zullen gewacht hebben	ellos habrán esperado

Conditionele wijs

Neerlandés	Español
(ik) zou wachten	yo esperaría
(jij) zou wachten / zou je wachten	tú esperarías / esperarías
(hij/zij/het) zou wachten	él/ella/ello esperaría
(wij) zouden wachten	nosotros esperaríamos
(jullie) zouden wachten	vosotros esperaríais
(zij) zouden wachten	ellos esperarían

Neerlandés	Español
ik zou gewacht hebben	yo habría esperado
jij zou gewacht hebben	tú habrías esperado
hij/zij/het zou gewacht hebben	Él/ella habría esperado
wij zouden gewacht hebben	nosotros habríamos esperado
jullie zouden gewacht hebben	vosotros habríais esperado
zij zouden gewacht hebben	ellos habrían esperado

Imperatief (gebiedende wijs)

Neerlandés	Español
Wacht!	espera