Frederik schafft es trotz wenig Platz seine Wohnung komfortabel und stilvoll einzurichten. Wie macht er das?
Frederik slaagt erin zijn appartement ondanks de beperkte ruimte comfortabel en stijlvol in te richten. Hoe doet hij dat?

Oefening 1: Woordbingo

Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.

Woord Vertaling
Der Schreibtisch Het bureau
Der Stuhl De stoel
Das Sofa De bank
Die Lampe De lamp
Der Teppich Het vloerkleed
Der Boden De vloer

Oefening 2: Tekst

Instructie: 1. Lees de tekst in tweetallen. 2. Leer de zinnen uit het hoofd door de vertaling af te dekken.

In Frederik´s Wohnung gibt es alles was man braucht...

In Frederiks appartement is alles wat je nodig hebt...
Ich mag klare und große Flächen, zum Beispiel diesen Schreibtisch. (Ik hou van heldere en grote oppervlakken, bijvoorbeeld dit bureau.)
Einer meiner Lieblingsgegenstände ist dieser Stuhl. (Een van mijn favoriete voorwerpen is deze stoel.)
Ich kann mich auf dem Stuhl drehen, um mit meinen Freunden zu sprechen oder mich auf die Arbeit zu konzentrieren. (Ik kan op de stoel draaien om met mijn vrienden te praten of me op mijn werk te concentreren.)
Jetzt kommen wir zu meinem Wohnzimmer. Der Weg dorthin ist nicht weit. (Nu komen we bij mijn woonkamer. De weg ernaartoe is niet ver.)
Das Sofa ist von meinem Vater. Das Leder gefällt mir sehr gut. (De bank is van mijn vader. Het leer vind ik erg mooi.)
Unter der Lampe sieht das Sofa gut aus. (Onder de lamp ziet de bank er goed uit.)
Das ist einer meiner Lieblingsplätze. (Dat is een van mijn favoriete plekken.)
Hier liegt auch ein Teppich. (Hier ligt ook een tapijt.)
Der Teppich hält meine Füße warm und schützt den Boden. (Het tapijt houdt mijn voeten warm en beschermt de vloer.)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. Wofür benutzt Frederik den Stuhl?

(Waarvoor gebruikt Frederik de stoel?)

2. Was gefällt Frederik am Sofa besonders gut?

(Wat vindt Frederik vooral leuk aan de bank?)

3. Warum hat Frederik einen Teppich auf den Boden gelegt?

(Waarom heeft Frederik een tapijt op de vloer gelegd?)

4. Welchen Weg beschreibt Frederik im Text?

(Welke route beschrijft Frederik in de tekst?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.

  1. Welche Möbelstücke hast du in deinem Wohnzimmer und warum magst du sie?
  2. Welke meubelstukken heb je in je woonkamer en waarom vind je ze leuk?
  3. Wie benutzt du deinen Schreibtisch oder einen anderen großen Tisch zu Hause?
  4. Hoe gebruik je je bureau of een andere grote tafel thuis?
  5. Erzähle von einem besonderen Möbelstück, das für dich wichtig ist.
  6. Vertel over een bijzonder meubelstuk dat belangrijk voor je is.
  7. Wo legst du normalerweise deinen Teppich hin und warum?
  8. Waar leg je normaal je tapijt neer en waarom?