Pflanzen (planten) - Prasens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief) Delen Gekopieerd!

Pflanzen - Vervoeging van 'planten' in het Duits: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, aantonende wijs (Prasens, indikativ).
Prasens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief)
Alle vervoegingen en tijden: Pflanzen (planten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Syllabus: Duitse les - Zimmerpflanzen und Gartenpflanzen (Kamerplanten en tuinplanten)
Vervoeging van planten in de tegenwoordige tijd
Duits | Nederlands |
---|---|
(ich) pflanze | ik plant |
(du) pflanzt | jij plant |
(er/sie/es) pflanzt | hij/zij/het plant |
(wir) pflanzen | wij planten |
(ihr) pflanzt | jullie planten |
(sie) pflanzen | zij planten |
Voorbeeldzinnen
Duits | Nederlands |
---|---|
Ich pflanze eine neue Blume im Garten. | Ik plant een nieuwe bloem in de tuin. |
Du pflanzt den Samen in die Erde. | Jij plant het zaad in de aarde. |
Er pflanzt gern Rosen und Tulpen. | Hij plant graag rozen en tulpen. |
Wir pflanzen Bäume neben der Schaukel. | Wij planten bomen naast de schommel. |
Ihr pflanzt die Pflanzen und gießt sie. | Jullie planten de planten en geven ze water. |
Sie pflanzen Kräuter in ihrem kleinen Garten. | zij planten kruiden in hun kleine tuin |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
pflanze, pflanzt, pflanzen
1.
Sie ... kräuter in ihrem kleinen garten.
(Zij planten kruiden in hun kleine tuin.)
2.
Du ... den samen in die erde.
(Je plant het zaad in de aarde.)
3.
Ich ... eine neue blume im garten.
(Ik plant een nieuwe bloem in de tuin.)
4.
Er ... gern rosen und tulpen.
(Hij plant graag rozen en tulpen.)
5.
Wir ... bäume neben der schaukel.
(Wij planten bomen naast de schommel.)
6.
Ihr ... die pflanzen und gießt sie.
(Jullie planten de planten en geven ze water.)