Sich anziehen (zich aankleden) - Präsens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief) Delen Gekopieerd!

Sich anziehen - Verbuiging van zich aankleden in het Duits: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, aanwijzende wijs (Präsens, indikativ).
Präsens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief)
Alle vervoegingen en tijden: Sich anziehen (zich aankleden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Syllabus: Duitse les - Tägliche Routine (Dagelijkse routines)
Vervoeging van zich aankleden in de tegenwoordige tijd
Duits | Nederlands |
---|---|
(ich) ziehe mich an | ik kleed me aan |
(du) ziehst dich an | jij kleedt je aan |
(er/sie/es) zieht sich an | hij/zij/het kleedt zich aan |
(wir) ziehen uns an | wij kleden ons aan |
(ihr) zieht euch an | jullie kleden je aan |
(sie) ziehen sich an | zij kleden zich aan |
Voorbeeldzinnen
Duits | Nederlands |
---|---|
Ich ziehe mich nach dem Duschen an. | Ik kleed me aan na het douchen. |
Ziehst du dich vor dem Frühstück an? | Trek jij je voor het ontbijt aan? |
Er zieht sich morgens immer schnell an. | Hij kleedt zich 's ochtends altijd snel aan. |
Wir ziehen uns täglich pünktlich an. | Wij kleden ons elke dag op tijd aan. |
Zieht ihr euch nach dem Aufstehen an? | jullie kleden zich aan na het opstaan |
Sie ziehen sich vor dem Fernsehen an. | zij kleden zich aan vóór het televisie kijken |