Vorbereiten (voorbereiden) - Präsens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief)

 Vorbereiten (voorbereiden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vorbereiten - Vervoeging van voorbereiden in het Duits: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatieve wijs (Präsens, indikativ).

Präsens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief)

Alle vervoegingen en tijden: Vorbereiten (voorbereiden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Syllabus: Duitse les - Sagen Sie Ihr Alter (Je leeftijd zeggen)

Verbuiging van voorbereiden in tegenwoordige tijd

Duits Nederlands
(ich) bereite vor ik bereid voor
(du) bereitest vor jij bereidt voor
(er/sie/es) bereitet vor hij/zij/het bereidt voor
(wir) bereiten vor wij bereiden voor
(ihr) bereitet vor jullie bereiden voor
(sie) bereiten vor zij bereiden voor

Voorbeeldzinnen

Duits Nederlands
Ich bereite das Geschenk für den Geburtstag vor. Ik bereid het cadeau voor de verjaardag voor.
Du bereitest die Party am Tag vor. Jij bereidt het feest overdag voor.
Er bereitet den Kuchen für die Feier vor. Hij bereidt de taart voor het feest voor.
Wir bereiten die Geburtstagsparty vor. Wij bereiden het verjaardagsfeest voor.
Ihr bereitet die Geschenke für unsere Oma vor. Jullie bereiden de cadeaus voor onze oma voor.
Sie bereiten den Kuchen für den Glückwunsch vor. zij bereiden de taart voor de felicitatie voor