Arriver (aankomen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van arriver (aankomen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Arriver (aankomen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 6: La ville et le village (De stad en het dorp)

Les 45: Musique et art (Muziek en kunst)

Infinitif Participe passé
Arriver (aankomen) arrivé (aangekomen)

Werkwoordsvervoegingen

Indicatif

Present 

Frans Nederlands
(je/j') arrive ik kom aan
(tu) arrives jij komt aan
(il/elle/on) arrive hij/zij/men komt aan
(nous) arrivons wij komen aan
(vous) arrivez u komt aan
(ils/elles) arrivent zij komen aan

Imparfait 

Frans Nederlands
(je/j') arrivais ik kwam aan
(tu) arrivais jij kwam aan
(il/elle/on) arrivait hij/zij/men kwam aan
(nous) arrivions wij kwamen aan
(vous) arriviez jullie kwamen aan
(ils/elles) arrivaient zij kwamen aan

Passé composé 

Frans Nederlands
(je/j') je suis arrivé / arrivée ik ben aangekomen
tu es arrivé / arrivée jij bent aangekomen
(il/elle/on) il est arrivé / elle est arrivée / on est arrivé(e)(s) (hij/zij/men) hij is aangekomen / zij is aangekomen / men is aangekomen
nous sommes arrivés / arrivées wij zijn aangekomen
vous êtes arrivés / arrivées jullie zijn aangekomen / u bent aangekomen
(ils/elles) ils sont arrivés / elles sont arrivées (zij) zij zijn aangekomen

Plus-que-parfait 

Frans Nederlands
(je/j') j'étais arrivé(e) ik was aangekomen
tu étais arrivé(e) jij was aangekomen
il/elle/on était arrivé(e) hij/zij/men was aangekomen
nous étions arrivé(e)s wij waren aangekomen
vous étiez arrivé(e)(s) u was aangekomen
ils/elles étaient arrivé(e)s zij waren aangekomen

Futur simple 

Frans Nederlands
(je/j') j'arriverai ik zal aankomen
tu arriveras jij zult aankomen
il/elle/on arrivera hij/zij/men zal aankomen
nous arriverons wij zullen aankomen
vous arriverez u zult aankomen
ils/elles arriveront zij zullen aankomen

Futur antérieur 

Frans Nederlands
(je/j') serai arrivé/arrivée ik zal aangekomen zijn
(tu) seras arrivé/arrivée jij zult aangekomen zijn
(il/elle/on) sera arrivé/arrivée hij zal aangekomen zijn
(nous) serons arrivés/arrivées wij zullen aangekomen zijn
(vous) serez arrivés/arrivées jullie zullen aangekomen zijn
(ils/elles) seront arrivés/arrivées zij zullen aangekomen zijn

Conditionnel

Conditionnel présent 

Frans Nederlands
(je/j') arriverais ik zou aankomen
(tu) arriverais jij zou aankomen
(il/elle/on) arriverait hij/zij/men zou aankomen
(nous) arriverions wij zouden aankomen
(vous) arriveriez u zou aankomen
(ils/elles) arriveraient zij zouden aankomen

Conditionnel passé 

Frans Nederlands
(je/j') serais arrivé / serais arrivée ik zou aangekomen zijn
(tu) serais arrivé / serais arrivée jij zou zijn aangekomen
(il/elle/on) serait arrivé / serait arrivée hij zou zijn aangekomen / zij zou zijn aangekomen / men zou zijn aangekomen
(nous) serions arrivés / serions arrivées wij zouden aangekomen zijn
(vous) seriez arrivés / seriez arrivées jullie zouden aangekomen zijn
(ils/elles) seraient arrivés / seraient arrivées zij zouden aangekomen zijn

Subjonctif

Subjonctif présent 

Frans Nederlands
(je/j') arrive ik aankom
(tu) arrives jij aankomen
(il/elle/on) arrive hij/zij/men aankomt
(nous) arrivions wij aankomen
(vous) arriviez jullie aankomen / u aankomt
(ils/elles) arrivent zij arriveren

Subjonctif passé 

Frans Nederlands
(je/j') sois arrivé / sois arrivée ik ben aangekomen
(tu) sois arrivé / sois arrivée jij bent aangekomen
(il/elle/on) soit arrivé / soit arrivée hij/zij/men is aangekomen
(nous) soyons arrivés / soyons arrivées wij zijn aangekomen
(vous) soyez arrivés / soyez arrivées jullie zijn aangekomen
(ils/elles) soient arrivés / soient arrivées zij zijn aangekomen

Impératif

Impératif 

Frans Nederlands
Arrivons! kom aan
Arrive! U komt aan