Réaliser (realiseren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van réaliser (realiseren) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Réaliser (realiseren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 5: Ménage quotidien (Dagelijks huishouden)

Les 31: Liste de choses à faire (Bucketlist)

Infinitif Participe passé
Réaliser (realiseren) réalisé (gerealiseerd)

Werkwoordsvervoegingen

Indicatif

Present 

Frans Nederlands
(je/j') réalise ik realiseer
(tu) réalises jij realiseert
(il/elle/on) réalise hij/zij/men realiseert
(nous) réalisons wij realiseren
(vous) réalisez u realiseert
(ils/elles) réalisent zij realiseren

Imparfait 

Frans Nederlands
(je/j') réalisais ik realiseerde
(tu) réalisais jij realiseerde
(il/elle/on) réalisait hij/zij/men realiseerde
(nous) réalisions wij realiseerden
(vous) réalisiez jullie realiseerden
(ils/elles) réalisaient zij realiseerden

Passé composé 

Frans Nederlands
(je/j') ai réalisé ik heb gerealiseerd
(tu) as réalisé jij hebt gerealiseerd
(il/elle/on) a réalisé hij/zij/men heeft gerealiseerd
(nous) avons réalisé wij hebben gerealiseerd
(vous) avez réalisé u heeft gerealiseerd
(ils/elles) ont réalisé zij hebben gerealiseerd

Plus-que-parfait 

Frans Nederlands
(je/j') avais réalisé ik had gerealiseerd
(tu) avais réalisé jij had gerealiseerd
(il/elle/on) avait réalisé hij/zij/men had gerealiseerd
(nous) avions réalisé wij hadden gerealiseerd
(vous) aviez réalisé u had gerealiseerd
(ils/elles) avaient réalisé zij hadden gerealiseerd

Futur simple 

Frans Nederlands
(je/j') réaliserai ik zal realiseren
(tu) réaliseras jij zult realiseren
(il/elle/on) réalisera hij/zij/men zal realiseren
(nous) réaliserons wij zullen realiseren
(vous) réaliserez u zult realiseren
(ils/elles) réaliseront zij zullen realiseren

Futur antérieur 

Frans Nederlands
(je/j') aurai réalisé ik zal gerealiseerd hebben
(tu) auras réalisé jij zult gerealiseerd hebben
(il/elle/on) aura réalisé hij/zij/men zal gerealiseerd hebben
(nous) aurons réalisé wij zullen gerealiseerd hebben
(vous) aurez réalisé jullie zullen gerealiseerd hebben
(ils/elles) auront réalisé zij zullen gerealiseerd hebben

Conditionnel

Conditionnel présent 

Frans Nederlands
(je/j') réaliserais ik zou realiseren
(tu) réaliserais jij zou realiseren
(il/elle/on) réaliserait hij/zij/men zou realiseren
(nous) réaliserions wij zouden realiseren
(vous) réaliseriez u zou realiseren
(ils/elles) réaliseraient zij zouden realiseren

Conditionnel passé 

Frans Nederlands
(je/j') aurais réalisé ik zou gerealiseerd hebben
(tu) aurais réalisé jij zou gerealiseerd hebben
(il/elle/on) aurait réalisé hij/zij/men zou gerealiseerd hebben
(nous) aurions réalisé wij zouden gerealiseerd hebben
(vous) auriez réalisé jullie zouden gerealiseerd hebben/u zou gerealiseerd hebben
(ils/elles) auraient réalisé zij zouden gerealiseerd hebben

Subjonctif

Subjonctif présent 

Frans Nederlands
(je/j') réalise ik realiseer
(tu) réalises jij realiseer
(il/elle/on) réalise il/elle/on realise
(nous) réalisions wij realiseren
(vous) réalisiez jullie realiseren
(ils/elles) réalisent zij realiseren

Subjonctif passé 

Frans Nederlands
(je/j') que j'aie réalisé / que j'aie réalisée ik heb gerealiseerd
(tu) que tu aies réalisé / que tu aies réalisée jij hebt gerealiseerd
(il/elle/on) qu'il ait réalisé / qu'elle ait réalisée / qu'on ait réalisé(e) hij/zij/men zou gerealiseerd hebben
(nous) que nous ayons réalisé(e)s wij dat wij gerealiseerd hebben
(vous) que vous ayez réalisé(e)(s) dat u gerealiseerd hebt
(ils/elles) qu'ils aient réalisé / qu'elles aient réalisées zij dat zij gerealiseerd hebben

Impératif

Impératif 

Frans Nederlands
Réalise! realiseer
Réalise! realiseer