Retarder (vertragen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van retarder (vertragen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Retarder (vertragen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 2: Des heures aux saisons (Van uren tot seizoenen)

Les 13: Dire l'heure et lire l'horloge (Hoe laat is het? De klok lezen.)

Infinitif Participe passé
Retarder (vertragen) retardé (vertraagd)

Werkwoordsvervoegingen

Indicatif

Present 

Frans Nederlands
(je/j') retarde ik vertraag
(tu) retardes jij vertraagt
(il/elle/on) retarde hij/zij/men vertraagt
(nous) retardons wij vertragen
(vous) retardez u vertraagt
(ils/elles) retardent zij vertragen

Imparfait 

Frans Nederlands
(je/j') retardais ik vertraagde
(tu) retardais jij vertraagde
(il/elle/on) retardait hij/zij/men vertraagde
(nous) retardions wij vertraagden
(vous) retardiez jullie vertraagden
(ils/elles) retardaient zij vertraagden

Passé composé 

Frans Nederlands
(je/j') j'ai retardé ik heb vertraagd
tu as retardé je bent vertraagd
il/elle/on a retardé hij/zij/men heeft vertraagd
nous avons retardé wij hebben vertraagd
vous avez retardé jullie hebben vertraagd
ils/elles ont retardé zij hebben vertraagd

Plus-que-parfait 

Frans Nederlands
(je/j') avais retardé ik had vertraagd
(tu) avais retardé jij had vertraagd
(il/elle/on) avait retardé hij/zij/men had vertraagd
(nous) avions retardé wij hadden vertraagd
(vous) aviez retardé jullie hadden vertraagd
(ils/elles) avaient retardé zij hadden vertraagd

Futur simple 

Frans Nederlands
(je/j') je retarderai ik zal vertragen
tu retarderas jij zult vertragen
il/elle/on retardera hij/zij/men zal vertragen
nous retarderons wij zullen vertragen
vous retarderez u zult vertragen
ils/elles retarderont zij zullen vertragen

Futur antérieur 

Frans Nederlands
(je/j') aurai retardé ik zal vertraagd zijn
(tu) auras retardé jij zult hebben vertraagd
(il/elle/on) aura retardé hij/zij/men zal hebben vertraagd
(nous) aurons retardé wij zullen hebben vertraagd
(vous) aurez retardé u zult vertragen hebben
(ils/elles) auront retardé zij zullen vertraagd hebben

Conditionnel

Conditionnel présent 

Frans Nederlands
(je/j') je retarderais ik zou vertragen
tu retarderais jij zou vertragen
il/elle/on retarderait hij/zij/men zou vertragen
nous retarderions wij zouden vertragen
vous retarderiez u zou vertragen
ils/elles retarderaient zij zouden vertragen

Conditionnel passé 

Frans Nederlands
(je/j') aurais retardé ik zou vertraagd hebben
(tu) aurais retardé jij zou hebben vertraagd
(il/elle/on) aurait retardé hij/zij/men zou vertraagd hebben
(nous) aurions retardé wij zouden hebben vertraagd
(vous) auriez retardé u zou vertraagd hebben
(ils/elles) auraient retardé zij zouden vertraagd hebben

Subjonctif

Subjonctif présent 

Frans Nederlands
(je/j') retarde ik vertraag
(tu) retardes jij vertraag
(il/elle/on) retarde hij/zij/het vertraagt
(nous) retardions wij vertragen
(vous) retardiez jullie zouden vertragen
(ils/elles) retardent zij vertragen

Subjonctif passé 

Frans Nederlands
(je/j') que j'aie retardé ik heb vertraagd
(tu) que tu aies retardé jij bent vertraagd
(il/elle/on) qu'il/elle/on ait retardé hij/zij/men heeft vertraagd
(nous) que nous ayons retardé wij dat wij vertraagd hebben
(vous) que vous ayez retardé jullie vertragen hebben
(ils/elles) qu'ils/elles aient retardé zij hebben vertraagd

Impératif

Impératif 

Frans Nederlands
retardons ! jij vertraag
retarde ! u vertraagt