A1.13: Hoe laat is het? De klok lezen.

Dire l'heure et lire l'horloge

Leer hoe je in het Frans de tijd leest en benoemt met uitdrukkingen zoals 'depuis', 'jusqu'à' en 'pendant'. De les bevat praktische dialogen, woordenschat over momenten en tijdseenheden, en oefeningen met werkwoorden. Ontdek de verschillen met het Nederlands en oefen realistische situaties zoals op kantoor en het station.

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (17)

 Midi: het middaguur (French)

Midi

Show

Het middaguur Show

 Minuit: middernacht (French)

Minuit

Show

Middernacht Show

 Et demie: en een half (French)

Et demie

Show

En een half Show

 Et quart: kwart over (French)

Et quart

Show

Kwart over Show

 Une heure: een uur (French)

Une heure

Show

Een uur Show

 Pile: precies (French)

Pile

Show

Precies Show

 Il est l'heure !: Het is tijd! (French)

Il est l'heure !

Show

Het is tijd! Show

 Une minute: een minuut (French)

Une minute

Show

Een minuut Show

 La seconde: De seconde (French)

La seconde

Show

De seconde Show

 L'horloge: de klok (French)

L'horloge

Show

De klok Show

 La montre : Het horloge (French)

La montre

Show

Het horloge Show

 Lire (lezen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lire

Show

Lezen Show

 Retarder (vertragen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Retarder

Show

Vertragen Show

 Donner (geven) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Donner

Show

Geven Show

 Quelle heure est-il ? : Hoe laat is het? (French)

Quelle heure est-il ?

Show

Hoe laat is het? Show

 Du matin: van de ochtend (French)

Du matin

Show

Van de ochtend Show

 Du soir: s avonds (French)

Du soir

Show

S avonds Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
heure | maintenant | est-il | ? | Quelle
Quelle heure est-il maintenant ?
(Hoe laat is het nu?)
2.
réunion | dix-huit | dure | heures. | La | jusqu'à
La réunion dure jusqu'à dix-huit heures.
(De vergadering duurt tot zes uur 's avonds.)
3.
heures du | matin. | depuis neuf | Je travaille
Je travaille depuis neuf heures du matin.
(Ik werk sinds negen uur 's ochtends.)
4.
on mange | maintenant. | et demie, | Il est | treize heures
Il est treize heures et demie, on mange maintenant.
(Het is half twee, we eten nu.)
5.
minutes chaque | pendant dix | jour. | Nous parlons
Nous parlons pendant dix minutes chaque jour.
(We praten elke dag tien minuten.)
6.
cinq minutes | retarde de | aujourd'hui. | Ma montre
Ma montre retarde de cinq minutes aujourd'hui.
(Mijn horloge loopt vandaag vijf minuten achter.)

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Il est neuf heures pile, nous commençons la réunion. (Het is negen uur precies, we beginnen de vergadering.)
Je travaille jusqu'à dix-huit heures aujourd'hui. (Ik werk tot achttien uur vandaag.)
Nous parlons au téléphone pendant dix minutes chaque matin. (We praten aan de telefoon tien minuten elke ochtend.)
Depuis ce matin, je travaille sur ce projet. (Sinds vanmorgen, werk ik aan dit project.)

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Rangschik de volgende woorden in twee categorieën: die welke een precies tijdstip aangeven en die welke elementen aanduiden die nuttig zijn om de tijd af te lezen.

Heures précises

Éléments pour lire l'heure

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Pile


Precies

2

Et quart


Kwart over

3

Et demie


En een half

4

Il est l'heure !


Het is tijd!

5

L'horloge


De klok

Exercice 5: Gespreksoefening

Instruction:

  1. Hoe laat is het op de foto's? (Hoe laat is het op de foto's?)
  2. Hoe laat is het op dit moment? (Hoe laat is het nu?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Il est trois heures et demie.

Het is half 4.

Il est quatre heures de l'après-midi.

Het is vier uur in de middag.

Il est midi moins le quart.

Het is kwart voor twaalf.

Il est cinq heures dix.

Het is tien over vijf.

Il est dix heures et quart du matin.

Het is kwart over tien in de ochtend.

Il est une heure du matin.

Het is één uur 's nachts.

...

Oefening 6: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 7: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Il est dix-sept heures pile, je ___ l'heure sur ma montre.

(Het is precies zeventien uur, ik ___ de tijd op mijn horloge.)

2. Depuis ce matin, je ___ des rendez-vous à mes collègues.

(Sinds vanmorgen ___ ik afspraken aan mijn collega's.)

3. Pendant la réunion, je ___ l'agenda attentivement.

(Tijdens de vergadering ___ ik de agenda aandachtig.)

4. Je ___ toujours l'heure exacte à mes amis.

(Ik ___ altijd de exacte tijd aan mijn vrienden.)

Oefening 8: Een goed georganiseerde dag

Instructie:

Ce matin, je (Lire - Présent) l'heure sur ma montre. Il est sept heures pile. Ensuite, je (Donner - Présent) les rendez-vous à mes collègues jusqu'à dix-sept heures. À midi, nous (Lire - Présent) ensemble l'heure pour la pause déjeuner. L'après-midi, elle (Lire - Présent) un article important à dix-huit heures. Enfin, nous (Donner - Présent) un rapport à notre chef à dix-neuf heures trente.


Vanmorgen lees ik de tijd op mijn horloge af. Het is precies zeven uur. Daarna geef ik afspraken aan mijn collega’s tot vijf uur 's middags. Om twaalf uur lezen we samen de tijd voor de lunchpauze. 's Middags leest zij een belangrijk artikel om zes uur. Ten slotte geven we een rapport aan onze baas om half acht.

Werkwoordschema's

Lire - Lezen

Présent

  • je lis
  • tu lis
  • il/elle/on lit
  • nous lisons
  • vous lisez
  • ils/elles lisent

Donner - Geven

Présent

  • je donne
  • tu donnes
  • il/elle/on donne
  • nous donnons
  • vous donnez
  • ils/elles donnent

Oefening 9: Expression du temps: "Depuis, Jusqu'à, Pendant, etc..."

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Tijdsuitdrukking: "Depuis, Jusqu'à, Pendant, etc..."

Toon vertaling Toon antwoorden

jusque, pendant, depuis, jusqu'à

1.
Je vis ici ... cinq ans avec ma famille.
(Ik woon hier sinds vijf jaar met mijn familie.)
2.
Ma tante et mon cousin sont en vacances ... lundi prochain.
(Mijn tante en mijn neef zijn met vakantie tot volgende maandag.)
3.
Nous parlons avec notre mère ... cinq heures.
(We praten vijf uur lang met onze moeder.)
4.
Elle habite chez ses parents ... janvier.
(Ze woont sinds januari bij haar ouders.)
5.
Le couple reste ici ... vingt heures.
(Het paar blijft hier tot twintig uur.)
6.
Avec mon frère on parle ... deux heures le soir.
(Met mijn broer praten we 's avonds gedurende twee uur.)
7.
Je suis marié ... quinze ans.
(Ik ben al vijftien jaar getrouwd.)
8.
Mon grand-père et mon oncle se réunissent ... le weekend.
(Mijn grootvader en mijn oom komen in het weekend bij elkaar.)

Oefening 10: Comment lire l'heure ?

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Hoe laat is het?

Toon vertaling Toon antwoorden

quatre, minuit quatre, cinq, quinze, seize, midi moins le quart, cinquante cinq, moins vingt, et quart, vingt., dix sept heures (pile), neuf

1. 15h20:
Il est ... heures ....
(Het is twintig over drie.)
2. 00h04:
Il est ....
(Het is vier minuten over middernacht.)
3. 11h45:
Il est ....
(Het is kwart voor twaalf.)
4. 4h15:
Il est ... heures ....
(Het is kwart over vier.)
5. 15h40:
Il est ... heure ....
(Het is twintig voor vier.)
6. 9h05:
Il est ... heures ....
(Het is vijf over negen.)
7. 5h55:
Il est ... heures ....
(Het is vijf uur vijfenvijftig.)
8. 17h00:
Il est ....
(Het is precies zeventien uur.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Lire lezen

present

Frans Nederlands
(je/j') je lis / j'lis ik lees / ik lees
tu lis jij leest
(il/elle/on) il lit / elle lit / on lit hij leest / zij leest / men leest
nous lisons wij lezen
vous lisez u leest
(ils/elles) ils lisent / elles lisent zij lezen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Donner geven

present

Frans Nederlands
(je/j') donne ik geef
(tu) donnes jij geeft
(il/elle/on) donne hij/zij/men geeft
(nous) donnons wij geven
(vous) donnez u geeft
(ils/elles) donnent zij geven

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Frans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Tijdsaanduiding en klok lezen in het Frans

In deze les leer je hoe je in het Frans de tijd kunt aangeven en een klok kunt lezen. Je ontdekt belangrijke uitdrukkingen zoals "depuis", "jusqu'à" en "pendant", die je helpen om tijdsperiodes en duur nauwkeurig te benoemen. Bijvoorbeeld de zin "Je travaille depuis neuf heures du matin" (Ik werk sinds negen uur 's ochtends) of "La réunion dure jusqu'à dix-huit heures" (De vergadering duurt tot zes uur 's avonds).

Belangrijke tijdsaanduidingen

Je leert woorden en uitdrukkingen die specifieke momenten van de dag aanduiden, zoals midi, minuit, du matin en vingt heures trente. Daarnaast krijg je inzicht in meeteenheden van tijd zoals la minute, la seconde en hoeveelheden als cinq of dix minutes. Dit helpt je om zowel precieze tijden als tijdsduur aan te geven.

Praktische dialogen en oefeningen

De les bevat realistische dialogen voor situaties op kantoor, op het station en in een café. Hiermee oefen je vragen stellen en antwoorden geven over de tijd, bijvoorbeeld: "À quelle heure part le train?" of "Il est dix heures et quart." Ook vind je oefeningen om werkwoorden zoals lire (lezen) en donner (geven) correct te vervoegen in de tegenwoordige tijd.

Verschillen tussen Nederlands en Frans bij tijdsaanduiding

In het Frans wordt vaak 24-uursnotatie gebruikt, terwijl in het Nederlands ook veel met de 12-uursnotatie gewerkt wordt in spreektaal. Ook gebruikt het Frans vaste voorzetsels zoals depuis (sinds) en pendant (gedurende), waar het Nederlands soms andere constructies hanteert. Enkele handige zinnen om te onthouden zijn:

  • "Quelle heure est-il?" - Hoe laat is het?
  • "Il est neuf heures pile." - Het is precies negen uur.
  • "La réunion dure jusqu'à dix-huit heures." - De vergadering duurt tot zes uur.
  • "Je travaille depuis le matin." - Ik werk sinds de ochtend.

Met deze les bouw je een stevige basis voor het benoemen van tijd en het lezen van klokken in het Frans.

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏