Oefening 1: Woordbingo

Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.

Woord Vertaling
le domande aperte open vragen
rispondere antwoorden
la risposta het antwoord
le domande chiuse gesloten vragen
sì o no ja of nee
qual è wat is

Oefening 2: Tekst

Instructie: 1. Lees de tekst in tweetallen. 2. Leer de zinnen uit het hoofd door de vertaling af te dekken.

Il video spiega qual è la differenza tra le domande aperte e le domande chiuse.

De video legt uit wat het verschil is tussen open en gesloten vragen.
Le domande aperte sono quelle a cui puoi rispondere liberamente. (Open vragen zijn vragen waarop je vrij kunt antwoorden.)
Le domande chiuse hanno risposte limitate e precise. (Gesloten vragen hebben beperkte en specifieke antwoorden.)
La risposta a una domanda aperta può essere breve o lunga. (Het antwoord op een open vraag kan kort of lang zijn.)
Le domande chiuse non sono solo quelle a cui rispondi sì o no. (Gesloten vragen zijn niet alleen die waarop je ja of nee antwoordt.)
Sono domande con risposte specifiche e poche possibilità. (Het zijn vragen met specifieke antwoorden en weinig mogelijkheden.)
Hai alcune risposte possibili, ma non infinite. (Je hebt een aantal mogelijke antwoorden, maar niet oneindig veel.)
Ad esempio, “Qual è il tuo colore preferito?” è una domanda aperta. (Bijvoorbeeld, 'Wat is je lievelingskleur?' is een open vraag.)
Invece, “Preferisci il verde, il rosso, il blu o il giallo?” è una domanda chiusa. (Daarentegen is 'Heb je liever groen, rood, blauw of geel?' een gesloten vraag.)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. Che cosa indica una domanda aperta?

(Wat geeft een open vraag aan?)

2. Qual è un esempio di domanda chiusa secondo il testo?

(Wat is een voorbeeld van een gesloten vraag volgens de tekst?)

3. Perché una domanda chiusa non è solo quella che chiede sì o no?

(Waarom is een gesloten vraag niet alleen een vraag die met ja of nee wordt beantwoord?)

4. Quale frase è una domanda aperta?

(Welke zin is een open vraag?)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.

  1. Che tipo di domande ti piace fare quando parli con qualcuno?
  2. Wat voor soort vragen stel je graag als je met iemand praat?
  3. Puoi fare un esempio di una domanda chiusa che usi ogni giorno?
  4. Kun je een voorbeeld geven van een gesloten vraag die je elke dag gebruikt?
  5. Come rispondi di solito a una domanda aperta?
  6. Hoe antwoord je meestal op een open vraag?
  7. Perché è importante conoscere la differenza tra domande aperte e chiuse quando impari l'italiano?
  8. Waarom is het belangrijk om het verschil tussen open en gesloten vragen te kennen als je Italiaans leert?