Contare (tellen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Contare (tellen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Contare - Vervoeging van contare in het Italiaans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Contare (tellen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Syllabus: Italiaanse les - Numeri e conteggio (Cijfers en tellen)

Verbuiging van tellen in de tegenwoordige tijd

Italiaans Nederlands
(io) conto ik tel
(tu) conti jij telt
(lui/lei) conta hij/zij telt
(noi) contiamo wij tellen
(voi) contate jullie tellen
(loro) contano zij tellen

Voorbeeldzinnen

Italiaans Nederlands
Io conto fino a dieci lentamente. Ik tel langzaam tot tien.
Tu conti le mele sul tavolo. Jij telt de appels op de tafel.
Lui conta i soldi per comprare il pane. Hij telt het geld om het brood te kopen.
Noi contiamo insieme fino a venti. Wij tellen samen tot twintig.
Voi contate le sedie nella stanza. Jullie tellen de stoelen in de kamer.
Loro contano le persone nella classe. Zij tellen de mensen in de klas.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

contate, conti, conta, contiamo, contano, conto

1.
Io ... fino a dieci lentamente.
(Ik tel langzaam tot tien.)
2.
Noi ... insieme fino a venti.
(Wij tellen samen tot twintig.)
3.
Lui ... i soldi per comprare il pane.
(Hij telt het geld om het brood te kopen.)
4.
Tu ... le mele sul tavolo.
(Jij telt de appels op de tafel.)
5.
Voi ... le sedie nella stanza.
(Jullie tellen de stoelen in de kamer.)
6.
Loro ... le persone nella classe.
(Zij tellen de mensen in de klas.)