Venire (komen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

 Venire (komen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Venire - Vervoeging van komen in het Italiaans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Presente, indicativo).

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Venire (komen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Syllabus: Italiaanse les - Di dove sei? (Waar kom je vandaan?)

Verbuiging van komen in de tegenwoordige tijd

Italiaans Nederlands
(io) vengo ik kom
(tu) vieni jij komt
(lui/lei) viene hij/zij komt
(noi) veniamo wij komen
(voi) venite jullie komen
(loro) vengono zij komen

Voorbeeldzinnen

Italiaans Nederlands
Io vengo dall'Italia e parlo italiano. Ik kom uit Italië en ik spreek Italiaans.
Tu vieni dalla Francia, vero? Jij komt uit Frankrijk, toch?
Lei viene dalla Germania oggi. Ze komt vandaag uit Duitsland.
Noi veniamo dal Belgio in treno. Wij komen uit België met de trein.
Voi venite dalla Spagna per la lezione. Jullie komen uit Spanje voor de les.
Loro vengono da I Paesi Bassi con amici. Zij komen uit Nederland met vrienden.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

viene, venite, vengono, vieni, veniamo, vengo

1.
Voi ... dalla spagna per la lezione.
(Jullie komen uit Spanje voor de les.)
2.
Loro ... da i paesi bassi con amici.
(Zij komen uit Nederland met vrienden.)
3.
Noi ... dal belgio in treno.
(Wij komen met de trein uit België.)
4.
Lei ... dalla germania oggi.
(Ze komt vandaag uit Duitsland.)
5.
Io ... dall'italia e parlo italiano.
(Ik kom uit Italië en ik spreek Italiaans.)
6.
Tu ... dalla francia, vero?
(Jij komt uit Frankrijk, toch?)