Aandoen (aandoen) - Voltooid tegenwoordige tijd (VTT), aantonende wijs (Voltooid tegenwoordige tijd , aantonende wijs)

 Aandoen (aandoen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Aandoen - Vervoeging van Aandoen in het Nederlands: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de voltooide tijd, aanvoegende wijs. (Voltooid tegenwoordige tijd (VTT), aantonende wijs).

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT), aantonende wijs (Voltooid tegenwoordige tijd , aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Aandoen (aandoen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Nederlandse les - Kledingstijlen en mode (Kledingstijlen en mode)

Vervoeging van aandoen in de voltooid tegenwoordige tijd (VTT)

Nederlands Nederlands
ik heb aangedaan ik heb aangedaan
jij hebt aangedaan / heb jij aangedaan jij hebt aangedaan / heb jij aangedaan
hij/zij/het heeft aangedaan hij/zij/het heeft aangedaan
wij hebben aangedaan wij hebben aangedaan
jullie hebben aangedaan jullie hebben aangedaan
zij hebben aangedaan zij hebben aangedaan

Voorbeeldzinnen

Nederlands Nederlands
Ik heb mijn vintage jas aangedaan vandaag. Ik heb mijn vintage jas aangedaan vandaag.
Heb jij al die hippe schoenen aangedaan? Heb jij al die hippe schoenen aangedaan?
Zij heeft een mooie outfit aangedaan voor het feest. Zij heeft een mooie outfit aangedaan voor het feest.
Wij hebben dezelfde stijl aangedaan voor het diner. Wij hebben dezelfde stijl aangedaan voor het diner.
Jullie hebben de sokken aangedaan die ik leuk vind. Jullie hebben de sokken aangedaan die ik leuk vind.
Zij hebben de oude jurk aangedaan in de paskamer. Zij hebben de oude jurk aangedaan in de paskamer.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

jij, ik, heb, aangedaan, het, heeft, jullie, wij, zij, hebben

1.
... ... mijn vintage jas ... vandaag.
(Ik heb mijn vintage jas aangedaan vandaag.)
2.
... ... al die hippe schoenen ...?
(Heb jij al die hippe schoenen aangedaan?)
3.
... ... een mooie outfit ... voor ... feest.
(Zij heeft een mooie outfit aangedaan voor het feest.)
4.
... ... dezelfde stijl ... voor het diner.
(Wij hebben dezelfde stijl aangedaan voor het diner.)
5.
... ... de sokken ... die ik leuk vind.
(Jullie hebben de sokken aangedaan die ik leuk vind.)
6.
... ... de oude jurk ... in de paskamer.
(Zij hebben de oude jurk aangedaan in de paskamer.)