Oefening 1: Tekst

Instructie: 1. Lees de tekst in tweetallen. 2. Leer de zinnen uit het hoofd door de vertaling af te dekken.

Un breve cuento sobre cómo ha cambiado la navegación por Internet.

Een kort verhaal over hoe internetnavigatie is veranderd.
Recuerdo que cuando era más joven, utilizar ordenadores e internet era diferente y más complicado. (Ik herinner me dat het vroeger, toen ik jonger was, anders en ingewikkelder was om computers en internet te gebruiken.)
Abrirse una cuenta en aquella época llevaba mucho tiempo. (Het aanmaken van een account kostte in die tijd veel tijd.)
Veo el ordenador de mi padre y me parecía algo muy difícil de manejar. (Ik zie de computer van mijn vader en vond het iets heel moeilijks om te gebruiken.)
Ahora navego por internet con mi ordenador portátil. (Nu surf ik met mijn laptop op het internet.)
Consulto páginas web fácilmente y descargo documentos e imágenes rápidamente. (Ik raadpleeg gemakkelijk websites en download snel documenten en afbeeldingen.)
Hoy todo es más rápido, pero también hay más riesgos. (Vandaag gaat alles sneller, maar er zijn ook meer risico's.)
Por eso es importante que mi conexión sea segura cuando comparto información. (Daarom is het belangrijk dat mijn verbinding veilig is wanneer ik informatie deel.)
A veces veo páginas web que no me parecen seguras y prefiero no visitarlas. (Soms zie ik websites die niet veilig lijken en bezoek ik ze liever niet.)
También guardo todos mis documentos e imágenes en un lugar seguro. (Ik bewaar ook al mijn documenten en afbeeldingen op een veilige plek.)
Para mí, tener una buena conexión a internet es fundamental porque forma parte de mi vida diaria. (Voor mij is een goede internetverbinding essentieel omdat het deel uitmaakt van mijn dagelijks leven.)

Oefening 2: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. ¿Cómo veía la persona el ordenador de su padre cuando era joven?

(Hoe zag de persoon de computer van zijn vader toen hij jong was?)

2. ¿Qué hace la persona ahora con sus documentos e imágenes?

(Wat doet de persoon nu met zijn documenten en afbeeldingen?)

3. ¿Por qué la persona siempre necesita una conexión a internet buena y segura?

(Waarom heeft de persoon altijd een goede en veilige internetverbinding nodig?)

4. Según el texto, ¿cuál es el uso más común del ordenador hoy en día?

(Volgens de tekst, wat is het meest voorkomende gebruik van de computer tegenwoordig?)

Oefening 3: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.

  1. ¿Qué diferencias notas en el uso de internet entre cuando eras más joven y ahora?
  2. Welke verschillen merk je op in het gebruik van internet tussen toen je jonger was en nu?
  3. ¿Cómo proteges tus documentos e imágenes cuando navegas por internet?
  4. Hoe bescherm je je documenten en afbeeldingen wanneer je op internet surft?
  5. ¿Qué importancia tiene para ti tener una conexión a internet segura en tu vida diaria?
  6. Hoe belangrijk is het voor jou om een veilige internetverbinding te hebben in je dagelijks leven?
  7. ¿Qué tipo de dispositivo prefieres para navegar por internet y por qué?
  8. Wat voor soort apparaat gebruik je het liefst om op internet te surfen en waarom?