10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation

Herken de woorden in de video: Voorzieningen, kleine dorpen, onbemand supermarktje, producten, lokale boeren, winkel, boodschappen doen, leveren, noodzaak.
Facilities, small villages, unmanned convenience store, products, local farmers, shop, shopping, deliver, necessity.

Emma en David regelen op zaterdagochtend praktische zaken in de stad terwijl we het perfectum oefenen.

1. Op zaterdagochtend zijn Emma en David naar de stad gegaan, want in hun dorp zijn geen lokale diensten meer. (On Saturday morning, Emma and David went to the city because there are no local services left in their village.) Show
2. Ze zijn eerst naar de apotheek gegaan. De apotheek is naast het ziekenhuis. (They first went to the pharmacy. The pharmacy is next to the hospital.) Show
3. Emma had medicijnen nodig. Gelukkig was de apotheek al vroeg open. (Emma needed medicine. Fortunately, the pharmacy was already open early.) Show
4. Daarna liepen ze naar het postkantoor. Het postkantoor is tegenover de supermarkt. (After that, they walked to the post office. The post office is opposite the supermarket.) Show
5. David heeft een brief naar zijn kantoor gestuurd. (David sent a letter to his office.) Show
6. Het postkantoor is elke dag vanaf negen uur open. (The post office is open every day from nine o'clock.) Show
7. Daarna gingen ze naar de bibliotheek, maar die was gesloten. (Then they went to the library, but it was closed.) Show
8. De bibliotheek is elke dag open van elf uur tot zes uur 's avonds. (The library is open every day from eleven o'clock to six in the evening.) Show
9. Ze moesten ook brood kopen. In hun dorp is geen bakker meer. (They also had to buy bread. There is no bakery left in their village.) Show
10. Vroeger was de bakker naast de school op het plein. (In the past, the bakery was next to the school on the square.) Show
11. De laatste slagerij is vorig jaar dichtgegaan, dus kopen ze nu vlees in een grote supermarkt. (The last butcher shop closed last year, so now they buy meat in a large supermarket.) Show
12. Na het boodschappen doen zijn ze met de bus vanaf het station naar huis gegaan. (After grocery shopping, they took the bus from the station home.) Show
13. Gelukkig is er nog openbaar vervoer, maar dat wordt ook steeds minder. (Fortunately, there is still public transport, but that is also becoming less and less.) Show

Exercise 1: Discussion questions

Instruction: Discuss the questions after listening to the audio or reading through the text.

  1. Welke winkels of diensten zijn er bezocht?
    2. Which shops or services were visited?
  2. Duid de voltooid deelwoorden aan in de tekst. Zijn ze met hebben of zijn vervoegd?
    3. Identify the past participles in the text. Are they conjugated with 'have' or 'be'?
  3. Ben jij de afgelopen week naar een van deze diensten geweest? Welke?
    4. Have you been to any of these services in the past week? Which one?
  4. Hoe laat is de bibliotheek open in jouw stad of dorp? Op welke dagen?
    5. What time is the library open in your town or village? On which days?
  5. Lopen dorpen in jouw land ook leeg? Welke diensten sluiten eerst?
    6. Are villages in your country also becoming deserted? Which services close first?

Exercise 2: Practice in context

Instruction: Bekijk de map en vertel in welke regio's de bevolking krimpt of groeit. Tip: de dorpjes die krimpen zijn vaak ook de mooiste!

  1. https://www.cbs.nl/nl-nl/dossier/dossier-verstedelijking/waar-groeit-of-krimpt-de-bevolking-