Tekst en vertaling
1. | Op zaterdagochtend zijn Emma en David naar de stad gegaan om enkele praktische zaken te regelen. | Op zaterdagochtend zijn Emma en David naar de stad gegaan om enkele praktische zaken te regelen. |
2. | Ze zijn eerst naar de apotheek geweest, die naast het ziekenhuis ligt. | Ze zijn eerst naar de apotheek geweest, die naast het ziekenhuis ligt. |
3. | Emma had medicijnen nodig, en gelukkig was de apotheek al vroeg open. | Emma had medicijnen nodig, en gelukkig was de apotheek al vroeg open. |
4. | Daarna zijn ze naar het postkantoor gelopen, tegenover de supermarkt. | Daarna zijn ze naar het postkantoor gelopen, tegenover de supermarkt. |
5. | David heeft een brief verstuurd naar zijn kantoor. | David heeft een brief verstuurd naar zijn kantoor. |
6. | Het postkantoor is dagelijks geopend vanaf 9 uur. | Het postkantoor is dagelijks geopend vanaf 9 uur. |
7. | Na het postkantoor zijn ze verder gelopen naar de bibliotheek om een boek te lenen. | Na het postkantoor zijn ze verder gelopen naar de bibliotheek om een boek te lenen. |
8. | De bibliotheek was nog gesloten. De bibliotheek is altijd open van 11 uur 's morgens tot zes uur 's avonds. | De bibliotheek was nog gesloten. De bibliotheek is altijd open van 11 uur 's morgens tot zes uur 's avonds. |
9. | Ze moesten ook een brood kopen bij de bakker, naast de school op het plein. | Ze moesten ook een brood kopen bij de bakker, naast de school op het plein. |
10. | Daarna zijn zij nog naar de supermarkt geweest want die heeft een goede slagerij. | Daarna zijn zij nog naar de supermarkt geweest want die heeft een goede slagerij. |
11. | Na de boodschappen zijn ze vanuit het station met de bus naar huis gegaan. | Na de boodschappen zijn ze vanuit het station met de bus naar huis gegaan. |
Oefening 1: Discussievragen
Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.
- Welke winkels of diensten zijn er bezocht?
- Duid de voltooid deelwoorden aan in de tekst. Zijn ze met hebben of zijn vervoegd?
- Ben jij de afgelopen week naar een van deze diensten geweest? Welke?
- Hoe laat is de bibliotheek open in jouw stad of dorp? Op welke dagen?
Welke winkels of diensten zijn er bezocht?
Duid de voltooid deelwoorden aan in de tekst. Zijn ze met hebben of zijn vervoegd?
Ben jij de afgelopen week naar een van deze diensten geweest? Welke?
Hoe laat is de bibliotheek open in jouw stad of dorp? Op welke dagen?
Oefening 2: Vul de open plekken in en maak de zinnen af
Instructie: Vul het juiste woord in.
station, supermarkt, kantoor, apotheek, bakker
1.
Ze zijn eerst naar de ... geweest, die naast het ziekenhuis ligt.
(Ze zijn eerst naar de apotheek geweest, die naast het ziekenhuis ligt.)
2.
Daarna zijn ze naar het postkantoor gelopen, tegenover de ....
(Daarna zijn ze naar het postkantoor gelopen, tegenover de supermarkt.)
3.
David heeft een brief verstuurd naar zijn ....
(David heeft een brief verstuurd naar zijn kantoor.)
4.
Ze moesten ook een brood kopen bij de ..., naast de school op het plein.
(Ze moesten ook een brood kopen bij de bakker, naast de school op het plein.)
5.
Na de boodschappen zijn ze vanuit het ... met de bus naar huis gegaan.
(Na de boodschappen zijn ze vanuit het station met de bus naar huis gegaan.)