10K+ students - 4.8/5
Learn with a teacher Learning materials included Practise conversation

Exercise 1: Video

Instruction: Watch the video and discuss what you understand with your teacher.

Exercise 2: Text

Instruction: 1. Read the text in pairs. 2. Memorize the phrases by covering the translation.

Leer meer over thuiswerken in Nederland.

Learn more about working from home in the Netherlands.
Steeds meer mensen werken vanuit huis. (More and more people are working from home.)
Soms is het maar één dag per week en soms is het hele huis de werkplek. (Sometimes it is just one day a week and sometimes the whole house is the workplace.)
Maar wie werkt er eigenlijk allemaal thuis? (But who actually works from home?)
In 2017 werkten ongeveer 3 miljoen mensen regelmatig thuis. (In 2017, about 3 million people regularly worked from home.)
Voor ongeveer 1,2 miljoen van hen is thuis ook echt hun vaste werkplek. (For about 1.2 million of them, home is also really their fixed workplace.)
Een groter deel werkt soms een dag thuis, met afspraken met hun baas. (A larger portion sometimes works one day from home, with agreements with their boss.)
Het kan ook eenmalig zijn, bijvoorbeeld als er een monteur langskomt en je thuis bent. (It can also be a one-time occurrence, for example if a technician comes by and you are at home.)
In de afgelopen vijf jaar is het aantal mensen dat thuiswerkt gestegen, van 34% naar 37%. (In the past five years, the number of people who work from home has increased, from 34% to 37%.)
Deze groei komt vooral doordat steeds meer vrouwen vanuit huis werken. (This growth is mainly due to more and more women working from home.)
Bij mannen is de toename ook zichtbaar, maar iets kleiner. (Among men, the increase is also visible but somewhat smaller.)

Exercise 3: Questions about the text

Instruction: Read the text above and choose the correct answer.

1. Hoeveel mensen werkten er ongeveer thuis in 2017?

(About how many people worked from home in 2017?)

2. Wat betekent het als jouw huis ook jouw werkplek is?

(What does it mean if your house is also your workplace?)

3. Waarom werken sommige mensen af en toe thuis?

(Why do some people sometimes work from home?)

4. Welke groep nam vooral toe in het aantal thuiswerkers de afgelopen vijf jaar?

(Which group especially increased in the number of people working from home in the past five years?)

Exercise 4: Open conversation questions

Instruction: Discuss the following questions with your teacher using the vocabulary from this lesson, and write down your answers.

  1. Wat vind jij de voordelen van thuiswerken ten opzichte van werken op kantoor?
    2. What do you think are the advantages of working from home compared to working at the office?
  2. Hoe richt jij je werkplek thuis in zodat je goed kunt werken?
    3. How do you set up your workspace at home so that you can work well?
  3. Welke digitale middelen gebruik je om contact te houden met collega7s als je thuiswerkt?
    4. Which digital tools do you use to keep in contact with colleagues when you work from home?
  4. Denk je dat thuiswerken in de toekomst belangrijk blijft in Nederland? Waarom?
    5. Do you think working from home will remain important in the future in the Netherlands? Why?