Learn about the three degrees of comparison in Dutch adjectives: positive, comparative, and superlative forms. This lesson explains how to form these degrees, including irregular examples like 'goed, beter, best' with practical examples and usage tips.
- The positive degree is the ordinary adjective.
- You use the comparative form to make a comparison.
- There is an article before the superlative.
| Trap (Degree) | Uitgang (Ending) | Voorbeelden (Examples) |
|---|---|---|
| Stellende trap (Positive degree) | - | groot, mooi, dik, klein, lief |
| Vergrotende trap (Comparative degree) | -er | groter, mooier, dikker, kleiner, liever |
| Overtreffende trap (Superlative) | het/de -st(e) | het grootst, het mooist, het dikst, het kleinst, het liefst |
Exceptions!
- The comparative uses 'dan': 'Dit huis is kleiner dan dat huis'.
- Irregular forms: goed → beter → best, veel → meer → meest, graag → liever → liefst, weinig → minder → minst.
Exercise 1: Trappen van vergelijking
Instruction: Fill in the correct word.
zachter, liefste, zuurste, zoetst, luider, beter, minst, zouter
1.
Zout:
De soep is ... geworden nadat ik zout heb toegevoegd.
(The soup has become saltier after I added salt.)
2.
Zacht:
Mijn kussen is ... dan dat van jou.
(My pillow is softer than yours.)
3.
Zuur:
De citroen is het ... fruit.
(The lemon is the most sour fruit.)
4.
Graag:
Ik eet het ... zoete snoepjes.
(I like to eat sweet sweets the most.)
5.
Luid:
Kan je wat ... spreken? Ik hoor je niet goed.
(Can you speak a bit louder? I can't hear you properly.)
6.
Weinig:
In het donker kan ik het ... zien.
(In the dark, I can see the least.)
7.
Goed:
Verse bloemen ruiken ... dan oude bloemen.
(Fresh flowers smell better than old flowers.)
8.
Zoet:
Dit snoepje is het ....
(This sweet is the sweetest.)
Exercise 2: Multiple Choice
Instruction: Choose the correct solution
1. Dit huis is ______ dan dat huis.
(This house is ______ than that house.)2. De appel is ______ dan de peer.
(The apple is ______ than the pear.)3. Dat is ______ schilderij van het museum.
(That is ______ painting in the museum.)4. Deze geur is ______ sterk dan die van gisteren.
(This scent is ______ strong than yesterday's.)5. Ik luister ______ naar klassieke muziek dan naar rockmuziek.
(I prefer ______ listening to classical music than to rock music.)6. Dit is ______ hotel in de buurt.
(This is ______ hotel in the area.)
