Bezoeken (visitar) - Voltooid tegenwoordige tijd (VTT), aantonende wijs (Pretérito perfecto compuesto, modo imperativo)

 Bezoeken (visitar) - Conjugación de verbos y ejercicios

Bezoeken - Conjugación de Visitar en neerlandés: Tabla de conjugación, ejemplos y ejercicios en el pretérito perfecto, modo indicativo (Voltooid tegenwoordige tijd (VTT), aantonende wijs).

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT), aantonende wijs (Pretérito perfecto compuesto, modo imperativo)

Todas las conjugaciones y tiempos: Bezoeken (visitar) - Conjugación de verbos y ejercicios

Plan de estudios: Clase de neerlandés - Vakantieplannen (Planes de vacaciones)

Conjugación de visitar en Pretérito perfecto

Neerlandés Español
(ik) heb bezocht yo he visitado
(jij) hebt bezocht / hebt bezocht tú has visitado
(hij/zij/het) heeft bezocht él/ella/eso ha visitado
(wij) hebben bezocht nosotros hemos visitado
(jullie) hebben bezocht vosotros habéis visitado
(zij) hebben bezocht ellos han visitado

Frases de ejemplo

Neerlandés Español
Ik heb het eiland bezocht tijdens de reis. He visitado la isla durante el viaje.
Jij hebt het strand bezocht op vakantie. tú has visitado la playa durante las vacaciones
De toerist heeft het museum bezocht. Él ha visitado el museo.
Wij hebben de excursie gisteren bezocht. Nosotros hemos visitado la excursión ayer.
Jullie hebben het reisbureau bezocht voor de vlucht. Ustedes han visitado la agencia de viajes para el vuelo.
Zij hebben de zee bezocht en ontspannen. Ellos han visitado el mar y se han relajado.