Verkopen (vender) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Presente Incompleto, modo imperativo)

 Verkopen (vender) - Conjugación de verbos y ejercicios

Verkopen - Conjugación de vender en neerlandés: Tabla de conjugación, ejemplos y ejercicios en presente continuo, modo indicativo. (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Presente Incompleto, modo imperativo)

Todas las conjugaciones y tiempos: Verkopen (vender) - Conjugación de verbos y ejercicios

Plan de estudios: Clase de neerlandés - Prijzen en geld (Precios y dinero)

Conjugación de vender en el presente

Neerlandés Español
(ik) verkoop yo vendo
(jij) verkoopt/ verkoop tú vendes
(hij/zij/het) verkoopt él/ella/ello vende
(wij) verkopen nosotros vendemos
(jullie) verkopen vosotros vendéis
(zij) verkopen ellos venden

Frases de ejemplo

Neerlandés Español
Ik verkoop de kaas in de winkel. Vendo el queso en la tienda.
Verkoopt jij met contant geld hier? ¿Vendes con dinero en efectivo aquí?
Hij verkoopt de kaart aan de klanten. Él vende la tarjeta a los clientes.
Wij verkopen brood tegen een goedkope prijs. Vendemos pan a un precio barato.
Jullie verkopen het huisgemaakt recept hier. Vosotros vendéis la receta casera aquí.
Zij verkopen korting op de prijs vandaag. Ellos venden descuento en el precio hoy.

Ejercicio: Conjugación verbal

Instrucción: Elige la forma correcta.

Mostrar traducción Mostrar respuestas

verkoopt, verkopen, verkoop, <strong>verkoop

1.
Ik ... de kaas in de winkel.
(Vendo el queso en la tienda.)
2.
...t jij met contant geld hier?
(¿Vendes con dinero en efectivo aquí?)
3.
Hij ... de kaart aan de klanten.
(Él vende la tarjeta a los clientes.)
4.
Wij ... brood tegen een goedkope prijs.
(Vendemos pan a un precio barato.)
5.
Jullie ... het huisgemaakt recept hier.
(Vosotros vendéis la receta casera aquí.)
6.
Zij ... korting op de prijs vandaag.
(Ellos venden descuento en el precio hoy.)