Werken (lavorare)

Werken (lavorare)

Impara a coniugare il verbo «lavorare» in olandese: tempo futuro anteriore, modo indicativo.

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk), aantonende wijs (Futuro anteriore, indicativo)

Tutte le coniugazioni e i tempi: Werken (lavorare)

Programma: lezione di olandese - Dagelijkse routines (Abitudini giornaliere)

Coniugazione di lavorare nel futuro semplice

Olandese Italiano
(ik) zal gewerkt hebben / zal werken hebben io avrò lavorato
(jij) zult gewerkt hebben / zult werken hebben tu avrai lavorato / lavorerai
(hij/zij/het) zal gewerkt hebben / zal werken hebben lui/lei/esso avrà lavorato / avrà lavorato
(wij) zullen gewerkt hebben / zullen werken hebben noi avremo lavorato / lavoreremo
(jullie) zullen gewerkt hebben / zullen werken hebben voi avrete lavorato / lavorerete
(zij) zullen gewerkt hebben / zullen werken hebben loro avranno lavorato / lavoreranno