Aufstehen (opstaan) - Präsens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief) Delen Gekopieerd!
Aufstehen - Werkwoordvervoeging van opstaan in het Duits: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, aanvoegende wijs (Präsens, indikativ).
Präsens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief)
Alle vervoegingen en tijden: Aufstehen (opstaan) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Syllabus: Duitse les - Tägliche Routine (Dagelijkse routines)
Vervoeging van opstaan in de tegenwoordige tijd
| Duits | Nederlands |
|---|---|
| (ich) stehe auf | ik sta op |
| (du) stehst auf | jij staat op |
| (er/sie/es) steht auf | hij/zij/het staat op |
| (wir) stehen auf | wij staan op |
| (ihr) steht auf | jullie staan op |
| (sie) stehen auf | zij staan op |
Voorbeeldzinnen
| Duits | Nederlands |
|---|---|
| Ich stehe täglich um sechs Uhr auf. | Ik sta elke dag om zes uur op. |
| Du stehst früh auf und duscht danach. | jij staat vroeg op en doucht daarna |
| Er steht auf und putzt sich die Zähne. | Hij staat op en poetst zijn tanden. |
| Wir stehen zusammen auf und frühstücken. | Wij staan op en ontbijten. |
| Ihr steht pünktlich auf und zieht euch an. | Jullie staan op tijd op en kleden jullie aan. |
| Sie stehen jeden Morgen früh auf. | zij staan elke ochtend vroeg op |