Geben (geven) - Präsens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief) Delen Gekopieerd!

Geben - Vervoeging van geben in het Duits: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, aantonende wijs (Präsens, indikativ).
Präsens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief)
Alle vervoegingen en tijden: Geben (geven) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Syllabus: Duitse les - Adresse und Kontaktdaten (Adres en contactgegevens)
Verbuiging van geben in de tegenwoordige tijd
Duits | Nederlands |
---|---|
(ich) gebe | ik geef |
(du) gibst | jij geeft |
(er/sie/es) gibt | hij/zij/het geeft |
(wir) geben | wij geven |
(ihr) gebt | jullie geven |
(sie) geben | zij geven |
Voorbeeldzinnen
Duits | Nederlands |
---|---|
Ich gebe dir meine Telefonnummer. | Ik geef je mijn telefoonnummer. |
Gibst du mir bitte deine E-Mail-Adresse? | Geef jij mij alsjeblieft je e-mailadres? |
Er gibt die Adresse der Straße. | Hij geeft het adres van de straat. |
Wir geben den Kontakt an die Lehrerin. | Wij geven het contact aan de lerares. |
Gebt ihr bitte die Hausnummer und Postleitzahl? | Jullie geven alsjeblieft het huisnummer en de postcode |
Sie geben das Geburtsjahr und den Geburtsort. | zij geven het geboortejaar en de geboorteplaats |