Haben (hebben) - Konjunktiv II Präsens, konjunktiv (Aanvoegende wijs II tegenwoordige tijd, aanvoegende wijs) Delen Gekopieerd!

Haben - Vervoeging van hebben in het Duits: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige aanvoegende wijs II, aanvoegende tijd (Konjunktiv II Präsens, konjunktiv).
Konjunktiv II Präsens, konjunktiv (Aanvoegende wijs II tegenwoordige tijd, aanvoegende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Haben (hebben) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Syllabus: Duitse les - Familie (Familie)
Vervoeging van hebben in de konjunktiv II tegenwoordige tijd
Duits | Nederlands |
---|---|
(ich) hätte | ik zou hebben |
(du) hättest | jij zou hebben |
(er/sie/es) hätte | hij/zij/het zou hebben |
(wir) hätten | wij zouden hebben |
(ihr) hättet | jullie zouden hebben |
(sie) hätten | zij zouden hebben |
Voorbeeldzinnen
Duits | Nederlands |
---|