Laufen (lopen) - Präsens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief)

 Laufen (lopen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Laufen - Vervoeging van lopen in het Duits: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, aanvoegende wijs (Präsens, indikativ).

Präsens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief)

Alle vervoegingen en tijden: Laufen (lopen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Syllabus: Duitse les - Sport und Bewegung (Sport en beweging)

Verbuiging van lopen in tegenwoordige tijd

Duits Nederlands
(ich) laufe ik loop
(du) läufst jij loopt
(er/sie/es) läuft hij/zij/het loopt
(wir) laufen wij lopen
(ihr) lauft jullie lopen
(sie) laufen zij lopen

Voorbeeldzinnen

Duits Nederlands
Ich laufe jeden Morgen im Park. Ik loop elke ochtend in het park.
Du läufst schnell zum Fußballtraining. jij loopt snel naar de voetbaltraining
Er läuft oft mit dem Ball im Garten. Hij loopt vaak met de bal in de tuin.
Wir laufen zusammen im Sportverein. Wij lopen samen in de sportvereniging.
Ihr lauft heute Abend beim Fußball. Jullie lopen vanavond bij voetbal.
Sie laufen jeden Tag Leichtathletik im Training. zij lopen elke dag atletiek tijdens de training