Mögen (mogen) - Prasens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief) Delen Gekopieerd!

Mogen - Verbuiging van Mögen in het Duits: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Prasens, indikativ).
Prasens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief)
Alle vervoegingen en tijden: Mögen (mögen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Syllabus: Duitse les - Farben (Kleuren)
Vervoeging van mögen in de tegenwoordige tijd
Duits | Nederlands |
---|---|
(ich) mag | ik mag |
(du) magst | jij houdt van |
(er/sie/es) mag | hij/zij/het houdt van |
(wir) mögen | wij mogen |
(ihr) mögt | jullie mögen |
(sie) mögen | zij mogen |
Voorbeeldzinnen
Duits | Nederlands |
---|---|
Ich mag das blaue T-Shirt. | Ik vind het blauwe T-shirt leuk. |
Magst du die grünen Socken? | Jij houdt van de groene sokken |
Sie mag die rote Bluse sehr. | Ze houdt erg van de rode blouse. |
Wir mögen die gelben Blumen im Garten. | Wij houden van de gele bloemen in de tuin. |
Mögt ihr die graue Jacke dort? | Jullie mogen het grijze jack daar |
Sie mögen die lila Farbe an der Wand. | zij houden van de paarse kleur op de muur |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
mögen, mögt, magst, mag
1.
Ich ... das blaue t-shirt.
(Ik vind het blauwe t-shirt leuk.)
2.
... du die grünen socken?
(Vind je de groene sokken leuk?)
3.
Sie ... die rote bluse sehr.
(Ze houdt erg van de rode blouse.)
4.
Wir ... die gelben blumen im garten.
(Wij houden van de gele bloemen in de tuin.)
5.
... ihr die graue jacke dort?
(Mogen jullie het grijze jack daar?)
6.
Sie ... die lila farbe an der wand.
(U houdt van de paarse kleur aan de muur.)