In dieser Lektion lernst du, wie du Farben wie Rot, Blau und Gelb beschreibst und deine Vorlieben mit den Verben "gefallen" und "mögen" ausdrückst, z.B. "Mir gefällt das grüne Hemd" oder "Magst du die gelben Schuhe?".
Woordenschat (12) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Orden de woorden logisch in de twee categorieën om basiskleuren en kleurschakeringen beter te begrijpen.
Grundfarben
Farbtöne
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Gelb
Geel
2
Blau
Blauw
3
Weiß
Wit
4
Grün
Groen
5
Rosa
Roze
Übung 5: Gespreksoefening
Anleitung:
- Beschrijf de kleuren van de kleding. (Beschrijf de kleuren van de kleding.)
- Beschrijf de haarkleur van elke persoon. (Beschrijf de haarkleur van elke persoon.)
- Beschrijf je eigen uiterlijk. (Beschrijf je eigen uiterlijk.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Die Schuhe sind weiß. De schoenen zijn wit. |
Sie hat braune Haare. Zij heeft bruin haar. |
Die Frau trägt einen gelben Anzug. De vrouw draagt een gele jurk. |
Sie hat blonde Haare. Zij heeft blond haar. |
Ich trage eine lila Bluse. Ik draag een paarse blouse. |
Alice trägt schwarze Stiefel. Alice draagt zwarte laarzen. |
Sie trägt eine Jeans. Zij draagt een spijkerbroek. |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Mir ___ die blaue Jacke sehr gut.
(Ik ___ het blauwe jasje erg mooi.)2. Dir ___ die grünen Schuhe, oder?
(Jij ___ de groene schoenen leuk, of niet?)3. Ihm ___ das rote Hemd, aber nicht die graue Hose.
(Hij ___ het rode overhemd mooi, maar niet de grijze broek.)4. Uns ___ die gelben Autos nicht, wir mögen sie nicht.
(Wij ___ de gele auto's niet leuk, we mogen ze niet.)Oefening 8: Kleuren en voorkeuren in het dagelijks leven
Instructie:
Werkwoordschema's
Mögen - Houden van
Präsens
- ich mag
- du magst
- er/sie/es mag
- wir mögen
- ihr mögt
- sie/Sie mögen
Gefallen - Vinden
Präsens
- es gefällt mir/dir/ihm/ihr/uns/euch/ihnen
- sie gefallen mir/dir/ihm/ihr/uns/euch/ihnen
Oefening 9: Vorlieben und Abneigungen: Mir gefällt (nicht)...
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Voorkeuren en afkeuren: Ik vind (niet) leuk...
Toon vertaling Toon antwoordenMir, Dir, Ihm, Euch, gefallen, Uns, Ihnen, Ihr, gefällt
Oefening 10: Gefallen oder Mögen?
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Vallen of Leuk vinden?
Toon vertaling Toon antwoordengefallen, mag, gefällt, mögen
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A1.24.1 Grammatik
Vorlieben und Abneigungen: Mir gefällt (nicht)...
Voorkeuren en afkeuren: Ik vind (niet) leuk...
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Mögen mogen Delen Gekopieerd!
prasens
Duits | Nederlands |
---|---|
(ich) mag | ik mag |
(du) magst | jij houdt van |
(er/sie/es) mag | hij/zij/het houdt van |
(wir) mögen | wij mogen |
(ihr) mögt | jullie mögen |
(sie) mögen | zij mogen |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Duits oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Kleur en voorkeuren in het dagelijks Duits
Deze les richt zich op het leren uitdrukken van voorkeuren en het benoemen van kleuren in het Duits, op A1-niveau. Je leert hoe je simpel kunt aangeven wat je mooi vindt of juist niet, vooral in contexten zoals kleding, meubels of kapsels.
Belangrijke thema's
- Grundfarben (basis kleuren): das Blau, das Gelb, das Rot, das Grün, das Weiß
- Farbtöne (kleurtonen): das Grau, das Lila, das Orange, das Rosa
- Uitdrukken van voorkeur met de werkwoorden mögen en gefallen
Voorbeelden van zinnen
- Mir gefällt das blaue Kleid sehr gut. (Ik vind de blauwe jurk heel mooi.)
- Magst du die gelben Schuhe? (Houd je van de gele schoenen?)
- Die roten Strähnen gefallen mir nicht. (De rode lokken bevallen mij niet.)
- Uns gefallen die grauen Stühle. (Wij vinden de grijze stoelen mooi.)
Werkwoorden 'mögen' en 'gefallen'
De werkwoorden mögen en gefallen worden beide gebruikt om voorkeuren aan te geven, maar ze worden anders gebruikt:
- Mögen betekent 'houden van' en wordt actief gebruikt met mensen of dingen die je leuk vindt.
- Gefallen betekent 'bevallen' en wordt vaak gebruikt om aan te geven dat iets je aanspreekt, met een iets andere grammaticale constructie.
Praktische uitdrukkingen
Je leert ook praktische zinnen die je kunt gebruiken in dagelijkse situaties, zoals in een winkel of thuis:
- Gefällt dir das grüne Hemd? (Bevalt je het groene overhemd?)
- Ich mag die bunten Farben, sie machen das Zimmer lebendig. (Ik houd van felle kleuren, ze maken de kamer levendig.)
Verschillen tussen het Nederlands en Duits
In het Duits worden voorkeuren vaak uitgedrukt met gefallen en mögen, terwijl het Nederlands meestal 'leuk vinden' gebruikt. Let ook op dat gefallen vereist dat de persoon die de voorkeur uitdrukt in de datief staat: bijvoorbeeld "Mir gefällt das rote Kleid" (Mij bevalt de rode jurk).
Enkele nuttige woorden en hun Nederlandse equivalenten:
- Gefällt (es gefällt mir) – bevallen, lekker vinden
- Mögen – houden van, leuk vinden
- Farben – kleuren
- Farbe – kleur