Sich waschen (zich wassen) - Präsens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief) Delen Gekopieerd!
Sich waschen - Verbuiging van zich wassen in het Duits: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, onvoltooid tegenwoordige tijd (Präsens, indikativ).
Präsens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief)
Alle vervoegingen en tijden: Sich waschen (zich wassen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Syllabus: Duitse les - Tägliche Routine (Dagelijkse routines)
Vervoeging van zich wassen in de tegenwoordige tijd
| Duits | Nederlands |
|---|---|
| ich wasche mich | ik was me |
| du wäschst dich | jij wast je |
| er/sie/es wäscht sich | hij/zij/het wast zich |
| wir waschen uns | wij wassen ons |
| ihr wascht euch | jullie wassen je |
| sie waschen sich | zij wassen zich |
Voorbeeldzinnen
| Duits | Nederlands |
|---|---|
| Ich wasche mich jeden Morgen nach dem Aufstehen. | Ik was me elke ochtend na het opstaan. |
| Du wäschst dich vor dem Frühstück gründlich. | Jij wast je grondig voor het ontbijt. |
| Er wäscht sich nach dem Sport täglich. | Hij wast zich dagelijks na het sporten. |
| Wir waschen uns vor dem Abendbrot zusammen. | Wij wassen ons voor het avondeten samen. |
| Ihr wascht euch vor dem Schlafen immer. | Jullie wassen je altijd voor het slapen. |
| Sie waschen sich regelmäßig, um frisch zu bleiben. | zij wassen zich regelmatig om fris te blijven |