Stellen (stellen) - Prasens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief)

 Stellen (stellen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Stellen - Overgang van stellen in het Duits: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, aanvoegende wijs (Prasens, indikativ).

Prasens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief)

Alle vervoegingen en tijden: Stellen (stellen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Syllabus: Duitse les - Möbel (Meubilair)

vervoeging van stellen in de tegenwoordige tijd

Duits Nederlands
(ich) stelle ik stel
(du) stellst jij stelt
(er/sie/es) stellt hij/zij/het stelt
(wir) stellen wij stellen
(ihr) stellt jullie stellen
(sie) stellen zij stellen

Voorbeeldzinnen

Duits Nederlands
Ich stelle die Lampe auf den Tisch. Ik stel de lamp op de tafel.
Du stellst den Stuhl neben die Tür. Jij stelt de stoel naast de deur.
Er stellt das Sofa ins Wohnzimmer. Hij stelt de bank in de woonkamer.
Wir stellen den Schrank ins Schlafzimmer. Wij stellen de kast in de slaapkamer.
Ihr stellt den Esstisch ins Esszimmer. Jullie stellen de eettafel in de eetkamer.
Sie stellen das Bett ins Zimmer. zij stellen het bed in de kamer

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

stellen, stellt, stelle, stellst

1.
Sie ... das bett ins zimmer.
(Jullie plaatsen het bed in de kamer.)
2.
Er ... das sofa ins wohnzimmer.
(Hij zet de bank in de woonkamer.)
3.
Du ... den stuhl neben die tür.
(Je zet de stoel naast de deur.)
4.
Wir ... den schrank ins schlafzimmer.
(We zetten de kast in de slaapkamer.)
5.
Ihr ... den esstisch ins esszimmer.
(Jullie zetten de eettafel in de eetkamer.)
6.
Ich ... die lampe auf den tisch.
(Ik zet de lamp op de tafel.)