Umziehen (verhuizen) - Prasens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief)

 Umziehen (verhuizen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Umziehen - Vervoeging van verhuizen in het Duits: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Prasens, indikativ).

Prasens, indikativ (Tegenwoordige tijd, indicatief)

Alle vervoegingen en tijden: Umziehen (verhuizen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Syllabus: Duitse les - Unser Haus (Ons huis)

Uitgangspunt van verhuizen in de tegenwoordige tijd

Duits Nederlands
(ich) ziehe um ik verhuis
(du) ziehst um jij verhuist
(er/sie/es) zieht um hij/zij/het verhuist
(wir) ziehen um wij verhuizen
(ihr) zieht um jullie verhuizen
(sie) ziehen um zij verhuizen

Voorbeeldzinnen

Duits Nederlands
Ich ziehe morgen in das neue Wohnzimmer um. Ik verhuis morgen naar de nieuwe woonkamer.
Du ziehst nächste Woche in das Schlafzimmer um. Jij verhuist volgende week naar de slaapkamer.
Sie zieht in den Raum neben der Küche um. Ze verhuist naar de kamer naast de keuken.
Wir ziehen zusammen in das große Zimmer um. Wij verhuizen naar de grote kamer.
Ihr zieht bald in die Wohnung mit Balkon um. Jullie verhuizen binnenkort naar de woning met balkon.
Sie ziehen in den Garten und putzen das Haus. zij verhuizen naar de tuin en maken het huis schoon

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

ziehe, ziehst, um, ziehen, zieht

1.
Ich ... morgen in das neue wohnzimmer ....
(Ik verhuis morgen naar de nieuwe woonkamer.)
2.
Du ... nächste woche in das schlafzimmer ....
(Je verhuist volgende week naar de slaapkamer.)
3.
Sie ... in den ra... neben der küche ....
(Ze verhuist naar de kamer naast de keuken.)
4.
Sie ... in den garten und putzen das haus.
(Jullie verhuizen naar de tuin en maken het huis schoon.)
5.
Ihr ... bald in die wohnung mit balkon ....
(Jullie gaan binnenkort verhuizen naar het appartement met balkon.)
6.
Wir ... zusammen in das große zimmer ....
(We verhuizen samen naar de grote kamer.)