Ontdek hoe je in het Duits over kamers en ruimtes in een huis praat met de uitdrukking "Es gibt". Leer woorden als Wohnzimmer (woonkamer), Balkon en Garten (tuin) gebruiken in eenvoudige zinnen om je huis te beschrijven.
luisteren en lezen
Begin deze les door naar de audio te luisteren en de bijbehorende oefeningen te maken.
Woordenschat (18) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Orden de woorden in de categorieën 'Kamers in het huis' en 'Buitengebieden van het huis'.
Zimmer im Haus
Außenbereiche des Hauses
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Die Treppe
De trap
2
Die Küche
De keuken
3
Der Boden
De vloer
4
Die Garage
De garage
5
Putzen
Poetsen
Übung 5: Gespreksoefening
Anleitung:
- Benennen Sie die Zimmer Ihres Hauses oder Ihrer Wohnung. (Noem de kamers van je huis of appartement.)
- Beschreiben Sie verschiedene Wohnungstypen. (Beschrijf verschillende woningtypes.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Dieses Haus hat sechs Zimmer. Dit huis heeft zes kamers. |
Das Wohnzimmer befindet sich im Erdgeschoss, neben dem Eingangsbereich. De woonkamer bevindt zich op de begane grond, naast de hal. |
Es gibt einen Balkon im ersten Stock. Er is een balkon op de eerste verdieping. |
Meine Wohnung hat eine Küche, ein Schlafzimmer und ein Badezimmer. Mijn appartement heeft een keuken, een slaapkamer en een badkamer. |
Das Schlafzimmer hat einen Balkon. De slaapkamer heeft een balkon. |
Ich suche eine Einzimmerwohnung. Ik ben op zoek naar een eenkamerappartement. |
Die Miete für das Studio umfasst alle monatlichen Kosten. De huur voor de studio omvat alle maandelijkse kosten. |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Wir ______ nächste Woche in eine neue Wohnung um.
(Wij ______ volgende week naar een nieuw appartement.)2. Ich ______ jeden Tag das Badezimmer und die Küche.
(Ik ______ elke dag de badkamer en de keuken schoon.)3. Du ______ das Wohnzimmer sehr gründlich.
(Jij ______ de woonkamer heel grondig schoon.)4. Wir ______ am Wochenende zusammen die Fenster und den Balkon.
(Wij ______ in het weekend samen de ramen en het balkon schoon.)Oefening 8: Ons nieuwe thuis
Instructie:
Werkwoordschema's
Umziehen - Verhuizen
Präsens
- ich ziehe um
- du ziehst um
- er/sie/es zieht um
- wir ziehen um
- ihr zieht um
- sie/Sie ziehen um
Putzen - Schoonmaken
Präsens
- ich putze
- du putzt
- er/sie/es putzt
- wir putzen
- ihr putzt
- sie/Sie putzen
Geben - Zijn
Präsens
- ich gebe
- du gibst
- er/sie/es gibt
- wir geben
- ihr gebt
- sie/Sie geben
Spielen - Spelen
Präsens
- ich spiele
- du spielst
- er/sie/es spielt
- wir spielen
- ihr spielt
- sie/Sie spielen
Sitzen - Zitten
Präsens
- ich sitze
- du sitzt
- er/sie/es sitzt
- wir sitzen
- ihr sitzt
- sie/Sie sitzen
Gehen - Lopen
Präsens
- ich gehe
- du gehst
- er/sie/es geht
- wir gehen
- ihr geht
- sie/Sie gehen
Oefening 9: "Es gibt" mit Akkusativ
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: "Es gibt" met accusatief
Toon vertaling Toon antwoordeneinen Garten, drei Zimmer, eine Küche, Bäder, ein Schlafzimmer, einen Balkon, acht Fenster, keinen Balkon
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Umziehen verhuizen Delen Gekopieerd!
Präsens
Duits | Nederlands |
---|---|
(ich) ziehe um | ik verhuis |
(du) ziehst um | jij verhuist |
(er/sie/es) zieht um | hij/zij/het verhuist |
(wir) ziehen um | wij verhuizen |
(ihr) zieht um | jullie verhuizen |
(sie) ziehen um | zij verhuizen |
Putzen poetsen Delen Gekopieerd!
Präsens
Duits | Nederlands |
---|---|
(ich) putze | ik poets |
(du) putzt | jij poetst |
(er/sie/es) putzt | hij/zij/het poetst |
(wir) putzen | wij poetsen |
(ihr) putzt | jullie poetsen |
(sie) putzen | zij poetsen |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Duits oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Lesoverzicht: Onze woning in het Duits beschrijven
In deze les leer je hoe je het Duitse zinsdeel "Es gibt" gebruikt in combinatie met de Akkusativ om ruimtes, meubels en onderdelen van een huis te beschrijven. Deze uitdrukking is essentieel om te vertellen wat er ergens is, vergelijkbaar met het Nederlandse "Er is" of "Er zijn".
Belangrijke woorden: ruimtes binnen en buiten het huis
We onderscheiden in het Duits duidelijk ruimtes binnen (Innenräume) en buiten (Außenbereiche) het huis. Bijvoorbeeld:
- Innenräume: das Wohnzimmer, die Küche, das Schlafzimmer, das Bad, der Flur
- Außenbereiche: der Balkon, der Garten, die Garage
Gebruik van "Es gibt" met de Akkusativ
"Es gibt" wordt gevolgd door een zelfstandig naamwoord in de Akkusativ, wat vaak leidt tot het lidwoord "einen" of "eine" voor mannelijke of vrouwelijke woorden, bijvoorbeeld:
- Es gibt einen Balkon.
- Es gibt keinen Balkon (negatie).
Het is nuttig om te zien hoe je vragen stelt en informatie geeft, bijvoorbeeld:
- Gibt es einen Aufzug in deinem Wohnhaus?
- Im Wohnzimmer gibt es acht Fenster und viele Pflanzen.
Voorbeelden van praktische zinnen en dialogen
Door te oefenen met de gesprekskaarten leer je hoe je jouw huis beschrijft, een woningadvertentie begrijpt en vragen stelt tijdens een huisbezichtiging. Enkele voorbeeldzinnen zijn:
- In meinem Haus gibt es drei Schlafzimmer.
- Gibt es eine Einbauküche?
- Es gibt keinen Balkon, aber einen großen Flur.
Verbindingswoorden en werkwoordsvormen voor dagelijks taalgebruik
Belangrijk in deze les zijn ook werkwoorden zoals umziehen (verhuizen), putzen (poetsen) en helfen (helpen), met hun vervoegingen in de tegenwoordige tijd passend bij A1-niveau. Bijvoorbeeld:
- Ich putze jeden Morgen das Badezimmer.
- Wir ziehen nächste Woche um.
Vergelijking met het Nederlands
In het Duits wordt vaak gebruikgemaakt van "Es gibt" om aan te geven dat iets ergens aanwezig is, vergelijkbaar met het Nederlandse "Er is" of "Er zijn".
Let op dat in het Duits het woord dat volgt op "Es gibt" altijd in de Akkusativ staat, terwijl het Nederlands meestal geen specifieke naamval gebruikt.
Voorbeeld:Deutsch: Es gibt einen Balkon.
Nederlands: Er is een balkon.
Ook verschillen sommige woorden qua lidwoord en meervoud, dus het is handig deze uit het hoofd te leren. Bijvoorbeeld:
- Das Wohnzimmer = de woonkamer
- Der Flur = de hal/gang
- Die Küche = de keuken
Veel voorkomend is ook het vraagwoord Gibt es ...? dat je gebruikt om te vragen of iets aanwezig is, vergelijkbaar met "Is er ...?" of "Zijn er ...?" in het Nederlands.